Imca Marina met haar hondje Puck: „Ik ben jong in mijn doen en laten, maar ik ga niet doen alsof ik een 18-jarige ben.” Foto: Jim Hoogendorp
Na een ingrijpende slokdarmoperatie blikt Imca Marina (84) terug op haar leven vol muziek, tegenslag en veerkracht. De zangeres vertelt hoe ze steeds weer opstaat, gedreven door een onverwoestbaar optimisme. ‘Die energie komt vanzelf.’
De herfstzon valt gul door de ramen van de woonkamer in Blaricum. Het licht glijdt langs een wandtapijt met een zacht boslandschap, glinstert over het vergulde ornament van de metershoge spiegel en blijft hangen op een witte, wollige fauteuil die uitnodigend wacht.
Welkom in de weelderige, warme wereld van Imca Marina. Hier is niets toevallig: elk beeld, elk boek, elk reliëf heeft een eigen geschiedenis. In de platenkast staan Edith Piaf, The Rolling Stones, The Kinks en Fats Domino broederlijk naast elkaar. Met Imca’s eigen elpees fier vooraan.
Op een lage bank ligt Puck, haar kleine, inmiddels bejaarde hondje uit Roemenië, dat ze kreeg via vriendin Ria. „Puck is niet helemaal lekker”, zegt Imca, terwijl ze het diertje aait. „Ze drinkt te veel. Ik moet haar even laten nakijken.”
De zangeres praat helder en opgewekt, alsof de medische problemen van dit jaar niet meer dan een klein ongemak waren. Maar in september onderging ze een ingrijpende operatie aan haar slokdarm, nadat ze tijdens een drukke dag als trouwambtenaar bijna in een broodje was gestikt.
Onverwacht, maar niet zonder voorgeschiedenis: „Op mijn 18de had ik al problemen met mijn slokdarm”, zegt ze. „Een arts heeft me toen opnieuw leren slikken. Ik moest kleine hapjes nemen. Dat heb ik mijn hele leven gedaan.”
De operatie had tijdelijk invloed op haar stem. „Ik klink soms een beetje verkouden, terwijl ik dat niet ben. Dat komt door al die slangen. Ik heb een goede zangtechniek en ik ben in training, dat helpt.” Ze denkt even na, zegt dan stellig: „En nu hebben we het genoeg over ziektes gehad.”
Op de kruk
Ze was pas 3 jaar toen ze voor het eerst voor publiek zong. „Tijdens familiebezoek werd ik op een kruk gezet. Ach laiverd, zing nog even van die veldmuus. Ze hielden me een stuiver voor, maar dat vond ik niks. Een dubbeltje ook niet. Maar voor een kwartje was ik te koop.”
Het zingen bleek een richtingaanwijzer. Hindrikje Imca Bijl (Zuidbroek, 1941) groeide op in een gezin waarin muziek vanzelfsprekend was. „Mijn moeder zong altijd. En de radio stond aan”, zegt ze. „Er werd veel geluisterd en veel gelezen. Het was een huis van geluid en taal.”
Haar muzikale achtergrond blijkt diepgeworteld, al wist ze dat vroeger niet. „Mijn opa was werkmeester bij de spoorwegen. Hij trouwde met mijn oma Imca. Ze zongen beiden heel goed, al heb ik dat van mijn opoe eigenlijk nooit geweten. Pas later hoorde ik dat ze voorzangeres was in de Nederlands Hervormde kerk in Noordbroek.”
Daarnaast had ze een neef die zong. „Operafragmenten en operettes. Een paar jaar geleden is hij overleden, waar ik nog altijd veel verdriet van heb. Hij was een soort halfbroertje voor mij. Ik heb verder geen familie meer, alleen nog een nichtje in Groningen.”
Imca treedt nog geregeld op in de provincie, maar haar herinneringen aan Groningen zijn tweeslachtig. „Mooi en ook minder mooi. Ik ben gek op de gewone mensen daar. Maar dat ik er zo raar ben weggekomen ... Het meeste heeft mij gestoord dat ik geen enkele medewerking heb gehad van de provincie. Geen enkele medewerking.”
In 2012 zette ze haar monumentale boerderij in Midwolda te koop. De Vicarie was een trouwlocatie en horecagelegenheid. Een pand ook uit 1898 dat te lijden had van de aardbevingsellende. „Ik heb jarenlang tegen instanties gevochten. Het ging me onder de huid zitten.’’
Bovendien stond ze er alleen voor. Haar man Stephen vertrok naar zijn geboorteland Engeland. „Mijn hele ziel en zaligheid lag in die boerderij, de tuin met al die mooie bomen. Maar het ging niet meer. Je kunt zo’n zaak niet alleen runnen. Ik had veertien man personeel. En dat doet helemaal zeer.”
Achteraf, zegt ze, had ze nooit in dit avontuur moeten stappen. „Ik ben natuurlijk geen horecavrouw. Al deed ik het allemaal goed, hoor. Ik kon prachtig decoreren en ik zorgde dat mensen zich op hun gemak voelden. Ik vond het leuk om gastvrouw te zijn, dat ben ik ook altijd geweest. Maar ja, dan ben je er nog niet, hè. Je moet ook zakelijk zijn. Mijn zoon Floris, dát is een goede horecaman. Daar neem ik mijn petje voor af.”
Floris runt het strandpaviljoen Sjoerd op Ameland. Hij hielp zijn moeder met de afwikkeling van de zaken. Uiteindelijk vertrok ze schuldeloos, maar met lege handen uit Midwolda. „Ik was zwervende. Ik dacht, waar kom ik nu terecht? Ik ben eerst in mijn huisje op Ameland gaan zitten. Mijn zoon troostte me. Hij zei: ma, het komt allemaal goed. Rust hier maar lekker even uit. Je hebt de tuin, de kleinkinderen. Twee lieve jongetjes. Nou, toen pakte ik het ook zo weer op.”
U heeft telkens het vertrouwen om door te gaan.
„Ja, dat komt meestal ook uit. En als het toch anders loopt dan gehoopt, dan accepteer ik dat. Plannen is een vorm van hoogmoed. Voor je het weet, word je in de wielen gereden door de omstandigheden. Dat is een inzicht dat pas laat echt tot me doordrong, maar het is een van mijn levensmotto’s geworden.”
Dat u de muziek in zou gaan was toch wel gepland?
„Zelfs dat niet. Ik dacht dat mijn roeping schrijven was. Ik was 6 toen mijn opstellen al in de hal van de school lagen, zodat iedereen ze kon lezen. Toen schreef ik al goed. En mijn vader leerde mij snellezen: je moet in één oogopslag kunnen zien wat de essentie van een bladzijde is. Mijn vader was heel intelligent.”
Hij zat toch in de elektrotechniek?
„Mijn vader maakte alles. Hij deed ook uitvindingen. Maar hij was zo onbevangen dat iemand anders er met zijn octrooi vandoor ging, tot twee keer toe. Ik zeg: dat zijn jouw ideeën en je hebt ze zo weggegeven. Hij zegt: kind, daar heb ik helemaal niet aan zitten denken.”
U bent van 1941. In hoeverre was de oorlog thuis aanwezig?
„Wij waren heel gelukkig met z’n drieën. Ik heb een heerlijke jeugd gehad. Ik lag op zondag tussen mijn vader en moeke in, en dan zongen we. Of ik deed een handstand op háár handen: mijn vader hield me vast. Ja, we hadden het geweldig. En ik mocht altijd kinderen in huis hebben. Mijn moeke speelde mee. Zij is in het wild grootgebracht – háár moeder is heel jong gestorven. Mijn moeke draaide de tafel om en spijkerde het tafelkleed op de poten. Welke moeder doet dat? Ik had geweldige ouders.”
Imca Marina: „Ik heb een heerlijke jeugd gehad.” Foto: Jim Hoogendorp
Uw vader speelde viool.
„Semi‑klassiek. Ik ben opgegroeid met zigeunermuziek. Spaanse muziek ook, voorál Spaanse muziek. Mijn overgrootmoeder kwam uit Noord‑Spanje en dat heb ik toch altijd gevoeld. Ik ben een lapjeskat, een raar mengseltje.”
Uw eerste platencontract dateert van 1959, dus uw carrière omspant ruim 6 decennia.
„Ik word iedere keer weer opgegraven. Geloof me nou maar. Ja, ik moet er zelf ook om lachen. Het is altijd een feest van herkenning. Neem de Vierdaagsefeesten in Nijmegen, een groot festival. Ria stond naast me en ze hoorde twee meisjes van een jaar of 16, 17 fluisteren: ‘Wie is dat eigenlijk?’ En Ria zei: ‘Wacht maar tot ze dat liedje zingt, Viva España.’ En ja hoor, na afloop kwamen ze naar me toe: ‘Mevrouw, we vonden u zo geweldig. U bent een icoon hoor.’ Nou, dat valt wel mee, zei ik nog. Maar ik moest zó lachen.”
Talloze artiesten zijn gekomen en gegaan. U bent de constante factor.
„Ik doe nóóit jeugdig. Ik ben jong in mijn doen en laten, ook in mijn kleding, maar ik ga niet doen alsof ik een 18-jarige ben. Ik kom op en dan zeg ik: hier staat jullie oma. Of hier staat mama. En dan zijn ze vaak helemaal verrast. Nou mevrouw, u kúnt het nog.”
Kost dat niet enorm veel energie?
„Nee, zingen kost me geen moeite. Al is het natuurlijk wel topsport. Soms zie ik mensen die al oud zijn op hun 30ste. Ik ben veel moderner dan een heleboel jongelui. Ik heb afgelopen nacht nog naar de BBC zitten kijken. De nieuwste stromingen in de kunst, hoe het allemaal heet. Ik ben nog steeds involved. Ik ben er helemaal voor in.”
Er liggen hier overal boeken.
„Ik lees van alles door elkaar. Encyclopedieën – niet alleen de Oosthoek, ook de Franse uitgaven. Ik spreek en lees vijf talen. Je kunt zeggen dat het tegenwoordig allemaal op internet staat, maar dat is niet zo. De voetnoten, de verwijzingen, die staan er niet bij. Het is allemaal afgeroomd. Ik lees ook graag de nieuwste literatuur. En drie kranten per dag. Tussendoor nog even, bij het aanrecht. Aardappels schillen en lezen.”
Kunt u, als artiest, zonder aandacht?
„Ik heb eens een halfjaar niet kunnen zingen vanwege een versplinterd scheenbeen. Ik heb niets gemist, ik was het hele zingen zo vergeten. En op het moment dat ik weer kon lopen, pakte ik het zo weer op. Ik deed een jodelpartijtje, een paar oefeningen en ik stapte de bühne op. Het is net als fietsen, als je begrijpt wat ik bedoel. Het gaat vanzelf. Je denkt er niet over na. Het moet ook leuk blijven. Ik zei laatst nog tegen René Froger: het moet geen werken worden.”
Ik zei laatst nog tegen René Froger: het moet geen werken worden
Wat is het leukste publiek?
„Dat zijn de gewone optredens, waarbij de mensen dichtbij zitten. Dat ze de warmte voelen. Dáár gaat het om: die omhelzing. Dat moet je kunnen geven. Als je dat niet van nature in je hebt, zullen de mensen niet echt van je gaan houden. Ik heb ook altijd een leuke band gehad met studenten van Mutua Fides en Albertus Magnus – met allebei. Ik maak het feest, ik gá ervoor. En ik kijk altijd in de zaal: wat voor mensen zitten er? Wat voor stemming hangt er? Soms zie je zo’n grauwsluier, dan denk ik: die moeten even opgevrolijkt worden. Dat lukt me ook, in 5 à 10 minuten. Die energie komt vanzelf. Ja, dat moet ik afkloppen. Ik heb bijna nooit wat.”
Nou ... Een openhartoperatie in 2014.
„Ik kreeg een hartinfarct in Turkije. Zo heb ik Ria ook leren kennen. Zij zorgde dat ik op tijd in het ziekenhuis kwam. Ik ben haar schatplichtig. Natuurlijk had ik helemaal geen spullen bij me voor langdurig ziekenhuisbezoek – geen pyjama’s, geen ondergoed. Dat heeft Ria allemaal geregeld. Ze is elke dag gekomen en heeft via de ANWB mijn repatriëring naar Nederland geregeld.”
Was u niet bang?
„Nee, maar ik ben wel héél dicht bij de dood geweest. Heel dicht. Dat ik het bijna moest loslaten. Maar zoals ik al zei: ik ben pragmatisch. Ik accepteer wat er komt. Je kunt het toch niet veranderen. Dan leef je veel lekkerder en onbevangen. Ik heb niets te klagen. Na die openhartoperatie kwamen mijn kinderkrullen terug. Hoe kan het, hè? Ik noem het zigeunergeluk.”
‘Kijk, dat is mijn kraaitje’
Imca kijkt naar buiten. In de tuin achter het huis scharrelen vogels. „Kijk, dat is mijn kraaitje”, wijst ze. „Hij is inmiddels een grote jongen geworden. Ik heb hier kraaien, eksters, Vlaamse gaaien. Die jagen de kleine vogeltjes weg, dat vind ik heel erg. ”
Toch kan ze niet boos op ze worden. „Het zijn rovers, maar ze zijn ook zo leuk. Ze roepen me ’s morgens.” Ze schiet in de lach. „Eentje had een heel lelijk stemmetje. Dan zei ik: je mag niet zo schreeuwen hoor, zachtjes! En het gekke is ... sindsdien houdt hij zich keurig in.”
Laatst las ze een artikel van David Attenborough over kraaien. „Wist je dat ze kunnen tellen? Tot tien ongeveer. Zo kunnen ze ook mensen onderscheiden. Heel slim zijn ze.”
Die liefde voor de natuur strekt verder dan de vogels in haar tuin. „Mijn vader wist alles van bomen en planten. Hij leerde mij de Latijnse benamingen, ook van de wilde planten. Ik heb daar later een paar boeken over geschreven. Ik had eigenlijk wel tuinarchitect willen worden. Dat ben ik ook altijd een beetje geweest. De tuin in Midwolda, ontworpen met mijn overbuurman, was visionair. Bééldschoon. Een landschapstuin van 3 hectare.”
Ze verhaalt over de grote zwarte spinnen die ooit in de rieten kap van haar huis in Noord-Holland woonden. „Prachtige dieren. Lange poten, indrukwekkend. Maar niet giftig.”
Tijdens een verbouwing dook er een op in de hoek van de kamer, tot afschuw van haar Volendamse hulp. „Ze wilde hem doodmaken, maar bij mij maak je niks dood. Spinnen zijn heel nuttig. Ze vreten het ongedierte op.”
Na haar vertrek uit Midwolda verbleef Imca Marina een tijdje op Ameland: „Ik was zwervende. Ik dacht, waar kom ik nu terecht?” Foto: Ria Kroeze
De verdwaalde oude spin liet ze overwinteren. „In het voorjaar heb ik de deuren opengezet. Toen is hij teruggegaan.” Ze glimlacht. „En toen kwam Brecht binnen met haar stofdoek. Ze vroeg: waar is die spin? Ik zei: die zit nu in je nek.” Een korte stilte, dan een klaterende lach. „Ach, die lieve Brecht… Ze leeft nog.”
Kroeggesprekken
Een halfuurtje later zitten we in café ’t Bonte Paard in Laren, aan een houten tafel die de sporen draagt van jarenlange klaverjasavonden, verjaardagsfeesten, kroeggesprekken, toevallige ontmoetingen. Vriendin Ria heeft gereden, dus Imca’s inmiddels beroemde Chrysler C300 bleef achter op de oprit in Blaricum.
Die auto, met meer dan een half miljoen kilometer op de teller, krijgt uitgebreid aandacht in het jongste nummer van Autoweek, dat Ria op de heenweg snel heeft opgepikt bij de boekhandel.
„Mijn zoon zei: doe dat ding toch weg, ma. Ik heb hier een Kia, splinternieuw, die mag je zo hebben. Maar daar voel ik helemaal niks voor. Nee, die Chrysler gaat niet meer weg. Ik heb hem helemaal laten renoveren. En ik sta erbij, hè. Ik zie wat er gebeurt. Ik weet er ook wel iets van, ik ben een liefhebber.”
Imca is een stamgast van ’t Bonte Paard. „Ik noem het mijn tweede huiskamer.” Ze komt twee, drie keer in de week in dit bruine café, heeft zelfs haar eigen tafeltje inclusief koperen naamplaatje. „Ieder jaar benoemen ze een ambassadeur van ’t Paard. Hans van Hemert (de vorig jaar overleden muziekproducent, red.) heeft ook zo’n plaatje, dat heb ik nog uitgereikt. Ach Hans, wat een schat was dat.”
Komen hier veel bekende mensen?
,,Heel het Gooi komt hier over de vloer, maar niemand kijkt daar vreemd van op. Dat was in Groningen wel anders. Daar was het: kiek, doar hest Imcaaa Marinaaa. Zo op z’n Gronings. En dan vlak bij mijn gezicht: Imcaaa Marinaaa. En dan moest ik ja zeggen. Alsof ik dat zelf niet wist.”
Weer dat dubbele gevoel bij Groningen.
„Ik stond een keer bloemetjes te plukken in het veld, vlakbij Blijham. Komt een boer op me af, sigaretje in de mond ... Wat hest doe ja een dikke auto. Ik zeg: ja? Woar is dat din veur neudig? Ik zeg, nou ... Ik rijd heel veel. Soms 40.000 tot 60.000 kilometer per jaar. Je wordt in Groningen altijd afgerekend op iets wat vreemd is. Waarom heeft u dit en waarom doet u dat? Nou, daar en daar om. Dat soort gesprekken heb je niet in Blaricum.”
Het dialect klinkt nog wel heel vertrouwd uit uw mond.
„Ik heb 6 jaar lang een programma gehad bij Radio Noord, Nog eem noasoezen. Daar heb ik heel veel van geleerd, ook over de regionale historie. Toen voorspelde ik al met Siemon Reker dat we onze taal kwijtraken. Dat is heel jammer. Friezen zijn consequent en rechtlijnig, die laten dat niet gebeuren. De Grunnegers laten het gaan.”
In 1968 heeft u een Groningstalige elpee gemaakt.
„Dat is erfgoed: Imca, d’r stait een vrijer aan de deur. Een samenwerking met Tjaard de Haan, die een schat aan kennis had over het Nedersaksische taalgebied. Hij was een fan van mij, hij vond dat ik heel goed zong. Platenmaatschappij Universal heeft het plan om volgend jaar mijn hele oeuvre opnieuw uit te geven. Op vinyl, want dat is heel erg in. Ik kijk ernaar uit. Het is toch een soort bekroning van mijn werk. Ik hoop dat deze elpee erbij zit.”
Imca Marina bracht in 1968 een Groningstalige elpee uit. „Dat is erfgoed.” Foto: Jim Hoogendorp
U werkt ook aan een boek?
„Ik ben verhalen aan het opschrijven. Gekke dingen die ik heb meegemaakt, ontmoetingen, observaties. Niet per se over het zingen – daar hoor je al genoeg over. Ik dacht laatst aan de titel die het moet krijgen. Bij nacht en ontij, misschien. Of juist iets met een knipoog, zoals Die liedjes kennen we nu wel.”
Wat voor verhalen komen erin?
„Van alles. Ooit was ik technisch tolk Duits voor een Turkse delegatie, de enige vrouw tussen zeven mannen. We reisden overal naartoe: Bhutan, Mongolië, Tibet, het Midden-Oosten. De manier waarop je daar als vrouw wordt ontvangen ... In sommige landen was de vijandigheid bijna tastbaar. Ik kreeg eens thee geserveerd met de woorden: ‘Voor de christenhoer’. Toen gaf ik in het Arabisch een vlijmscherp antwoord terug – daar schrokken ze van. Het was zogenaamd een grap. Ja, dankuwel.”
U bent ook nog altijd trouwambtenaar.
„Jazeker. Ik word nog heel vaak gevraagd. Bonnie St. Claire, Samantha Steenwijk, de Veerkampjes … ik heb duizenden mensen getrouwd. Laatst nog een echtpaar van 75 en 84. Twee maanden later overleed hij. Dat was zó verdrietig. Helaas blijft niemand het leed bespaard. Maar je moet er wél mee leren omgaan, want het hoort bij het leven. Naarmate je ouder wordt, merk je dat je innerlijk helemaal niet zoveel verandert. In mijn hoofd ben ik nog steeds dat meisje van 18. Daarom mag je je kind-zijn ook nooit verliezen. Dat is zó belangrijk.”
In het kort
Imca Marina werd op 13 mei 1941 als Hindrikje Imca Bijl geboren in Zuidbroek. Ze begon al op jonge leeftijd met optreden en muziek maken en tekende in 1959 haar eerste platencontract. In de jaren 60 en 70 beleefde ze haar grootste successen met hits als Harlekino (1964), Viva España (1972) en Vino (Waar blijft de wijn) (1975). Ondanks afnemend commercieel succes vanaf het einde van de jaren 70 bleef ze actief als artiest en ontwikkelde ze zich tot een veelzijdige publieke persoonlijkheid. Naast haar zangcarrière werkt(e) ze als trouwambtenaar, horecaondernemer, presentatrice en auteur.
Imca Marina tekende in 1959 haar eerste platencontract. Foto: Jim Hoogendorp