Vincent van Gogh: ‘Pont de Langlois’ (1888) olieverf op doek (53 bij 64 centimeter). Foto: Eric Bos
In Museum Kröller Müller in Otterlo hangt het schilderij Pont de Langlois van Vincent van Gogh. Het toont de beroemde ophaalbrug. Maar als we wat beter kijken, gaat het over nog iets heel anders.
Pont de Langlois uit 1888 toont de brug die zich aan de rand van Arles bevond, waar de kleuren hem deden denken aan de schilderijen van Vermeer. Ons oog wordt meteen getrokken naar die goudgele ophaalbrug onder een zinderende Fransblauwe hemel en naar de huifkar met koetsier en paard die daar op dat moment overheen rijdt.
Maar het gaat om nog iets anders, om wat er op de linkeroever plaatsheeft. Daar is een groepje vrouwen druk in de weer met de wekelijkse was. Ze kloppen en zepen het wasgoed in en schudden dat door het water. Spoelen doen ze in de met water gevulde scheefgetrokken praam naast hen. Je denkt: waarom heeft Van Gogh zoiets als de was doen voor de eeuwigheid vastgelegd?
Sociaal realisme
In werkelijkheid stapte hij daarmee in een lange traditie van geschilderde en getekende wasvrouwen van diverse kunstenaars in verschillende tijden. Wasvrouwen kun je zelfs een apart genre in de kunst noemen. Het is al eeuwen oud, maar vooral tussen 1840 en 1940 beleefde het een hoogtepunt, toen de burgerij oog kreeg voor de sociale omstandigheden van de werkende klasse, zoals in de schilderijen van Suze Robertson en George Hendrik Breitner.
Wasvrouwen werden onderdeel van een stroming die we sociaal realisme noemen, iets dat we ook in de literatuur en het toneel van die tijd terugzien. Zo komen we overal in de kunst wasvrouwen tegen, als een rijtje vrouwen op hun knieën aan het water met wasmanden en een berg kledingstukken. Ze kwamen allemaal uit de naburige dorpen naar de rivier of het kanaal of waren, zoals in Parijs, werkzaam langs de Seine of werkten als wasvrouw, stijfster of strijkster in grote wasserijen. Ze behoorden zelfs tot de belangrijkste rangen in het beroepsmatige stadsleven. Het was de meest solide, bedrijvigste, luidruchtigste en ook meest geduchte van alle door vrouwen uitgevoerde beroepen.
Symbool van beschaving, tegen vervuiling en verloedering
In 1880 waren zo’n 9000 Parijse vrouwen als ‘lavandière’ actief. Je zag ze overal langs de Seine en het Canal Saint-Martin op speciaal daarvoor gebouwde bateaux-lavoirs (boothuizen) in lange rijen op hun knieën wasgoed schrobben met as of zeep om het onder te dompelen (week te maken) of uit te spoelen in de rivier. Of je kwam ze op straat tegen, met hun wasbundels of waszakken. Niet alleen Eugène Boudin, ook Daumier, Renoir, De Toulouse-Lautrec, Bonnard en Degas, al deze Franse schilders namen wasvrouwen als onderwerp.
In de cultuurgeschiedenis stonden wassende vrouwen of wasvrouwen voor het zuiverende principe. De wasvrouw was het symbool van beschaving, tegen vervuiling en verloedering. Onderdeel van een calvinistisch witwassen van het opdoemende kwaad. Wekelijks was de wasvrouw in gevecht met de onafwendbare vervuiling van de dingen en ze won altijd. Eri
Museum Kröller Müller is te vinden in Otterlo. Zie: krollermuller.nl.