'Landschap met turfhoop en boerderijen' (1883), door Vincent van Gogh. Waterverf op papier (41,7 x 54,1 centimeter). Foto: Van Gogh Museum
De schilderijen die Vincent van Gogh in 1883 in Drenthe maakte beschikken niet over de spectaculaire kleuren die we van hem gewend zijn. Maar ze bezitten een natuurlijke schoonheid.
Donkere wolken hulden het landschap in een onheilspellend duister. Het land lag er verdronken bij en ging op in één grote duistere vorm. Alleen aan de horizon daagde een streep licht, weerkaatst in de plassen. Drenthe in de herfst.
Maar daar doemde het museum op. Binnen werden wij onmiddellijk gewezen op het grootste poppenhuis van Nederland, maar we kwamen voor de Drentse schilderijen van Vincent van Gogh.
Op die schilderijen is het al net zo duister en regenachtig als buiten het museum. Wat was Drenthe deprimerend. Al die doodarme mensen ploeterend op de velden. Wat een leven. Op veel schilderijen zie je ze met gebogen ruggen aan het werk, hun door God verlaten leven lang.
Lyrische beschouwingen Van Gogh
Maar voor kunstenaars is dat prachtig. Die aardetinten, dat karige palet, het zwarte veen met hoogstens de verdwaalde kleuren van een rode boezeroen, een blauw jak, een wit mutsje.
Vincent van Gogh heeft lyrische beschouwingen geschreven over wat hij in Drenthe aantrof nadat hij op 11 september 1883 met de trein vanuit Den Haag in Hoogeveen aankwam. De tentoonstelling laat zien wat hij toen zag.
Zoals Landschap met turfhoop en boerderijen. Een treffende aquarel, geschilderd met het regenwater uit de Drentse hemel. Van Gogh noemde het een ‘sublieme plek, zoals die uitgestrekte, door de zon verschroeide aardkorst donker uitkomt tegen de fijne lila tonen van de avondhemel, en het donkerblauwe allerlaatste lijntje aan de horizon grond van lucht scheidt.’ Het oog van de kunstenaar.
Uitbundige tentoonstellingsopzet
Wat hij tegenkwam waren de mensen zoals daar leefden, wie je bent in een wereld die zo uitgestrekt en tegelijk zo klein is. Dat is wat je ervaart als je zijn landschappen binnenstapt. Schilderijen als een preek, een gebed.
Je moet in het museum overigens wel moeite doen om dat te ervaren, om de kracht te voelen van een schilder die nog ver verwijderd lijkt van zijn knalgele zonnebloemen en wervelende sterrenhemels. Want het valt niet mee om de uitbundige tentoonstellingsopzet te negeren en niet door de muziek afgeleid te worden of mee te gaan in het theatrale visioen van een treinreis op heuse coupébankjes.
Gelukkig hangen de Van Goghs in aparte kabinetten, waar je nog best moet opletten om ze in het vizier te krijgen, geflankeerd als ze worden door de prachtige landschappen van Nederlandse en Franse voorbeelden of tijdgenoten. Toch, het opletten wordt beloond, want daar zijn ze, de turfstekers, de onkruidverbranders, de kruiwagenrijders, een voorbijgangster in het verregende Veenoord.
Niks spectaculairs aan, maar wel heel prachtig. En ontroerend. Van Gogh had gelijk. Een sublieme plek, nauwelijks kleur, maar schilderachtiger kan het niet.