Actrice en schrijfster Nhung Dam. Foto: Marco Keyzer
Een vriend van mij vertelde me een hotelervaring die alle nog te komen uitjes van mij voorgoed heeft verpest. Wat ik nu met u ga delen, valt – als u het eenmaal weet – niet meer terug te draaien. U kunt ervoor kiezen nu nog te stoppen met lezen.
Ik was een paar dagen in Parijs. Een aangepast tripje, want mijn zwangere buik maakt me met de dag iets logger, iets immobieler. Wat is er dan fijner dan na een dagje struinen door de Rue des Martyrs, de steegjes rond Montmartre en langs het Canal Saint-Martin, even op de kamer bij te komen met een warm kopje thee. Altijd een geluksmomentje als er een waterkoker staat. Deluxe.
Voor we ieder naar onze kamer zouden gaan, stelde ik voor samen nog een kopje thee te drinken. Gezellig, en ik heb er altijd een kinderlijk plezier in om uit te rekenen hoeveel je bespaart door niet in de lobby te bestellen. In het bakje zaten theezakjes met munt en gember. Heerlijk. Met een fluwelen keeltje slapen straks.
Mijn vriend trok een vies gezicht. Geen haar op mijn hoofd die iets vermoedde. Tot hij het vertelde. Hij had gelezen dat sommige mensen op reis hun ondergoed wassen in de waterkoker. Ik dacht dat ik hem verkeerd verstond. „Ja, zei hij. „Sokken. Onderbroeken. Alles.”
Error
Ik viel stil. En dat gebeurt niet vaak. Hij zei later dat ik eruitzag alsof mijn hersenen een error hadden, alsof ik tijdelijk uitgeschakeld was. Dat klopt wel. Want in die ene minuut schoten álle kopjes thee door mijn hoofd waarvan ik in hotels ooit heb genoten. Ik zag ze voor me: kopjes waar onzichtbare fecaliën in ronddreven, een zwevend deeltje hier, een sliertje daar. Boxers met remsporen die zachtjes borrelen in het kokende water, een sliertje katoen dat aan de wand plakt, gemarineerd in earl grey.
Ik voelde mijn maag optrekken. Ik wist al dat afstandsbedieningen het ranzigste object in een hotelkamer zijn, die raak ik al jaren niet meer aan. En sierkussens gooi ik bij aankomst linea recta op de grond. Maar de waterkoker … die stond symbool voor warmte, voor troost. Voorgoed bezoedeld.
We strompelden naar beneden en bestelden aan de bar twee koppen thee. „Hoe moet dit nu de rest van mijn leven?”, vroeg ik hem. Ik zag al mijn toekomstige hotelkamers voor me, de gemiste kopjes thee, de wantrouwige blikken richting elk apparaat met een snoer. En dat beeld van borrelende poepdeeltjes. De rillingen.
Onwetend
„Had je het liever niet willen weten?”, vroeg hij. Ik dacht na. Onwetend poep drinken … of weten en dorstig blijven? We bespraken onze plannen voor morgen, een reservering bij een beroemde Japanner. Hij glimlachte. „Gelukkig ben je zwanger en mag je toch geen sushi. Want daar heb ik óók nog een verhaal over.”
Ik keek hem aan, nam een slok van mijn zorgvuldig bestelde thee en zei: „Vertel maar morgen,” zei ik. „Eén verontreiniging per etmaal is wel genoeg.” Ik heb er de volgende dag niet naar gevraagd.