Op de wipwap, aan de rand van het bos, zitten twee jongetjes in uniform. Legerpakken dragen ze, van bruine camouflagestof. Helmen op hun hoofd, houten nepgeweren in de hand.
Ze hangen wat, kletsen, wipwappen.
In het bos is een man vermoord. Hij heette Johannes Ledeboer. Een jonge vent van 26 jaar, doodgeschoten toen hij op weg was naar zijn zieke vader in Enschede. De bospaden tussen Zuidlaren en Anloo waren in 1780 nog gevaarlijk.
Vroeger fluisterden de spelende kinderen in het bos er al over. Daar, langs het pad, bij die bosjes, is ooit iemand neergeknald! Nu staat er ter herinnering een wit bordje op de plaats van het misdrijf, want alles moet in dit land tegenwoordig op een bord.
Na verloop van tijd wordt ook moord een verhaal. Onderdeel van spannend kinderspel, onderwerp van gemoedelijke kletspraat, opwekker van ‘een stukje beleving’. Aan het verdriet van die zieke vader denkt niemand meer. Of aan dat van de moeder van Johannes, die misschien wel zoon én man vlak na elkaar verloor.
Dat vertelt het verhaal dan weer niet.
De hoofdrol is altijd voor de moordenaar, in dit geval Anton Link. Hij was een gedeserteerde soldaat die aanbood om de jonge predikant Ledeboer de weg te wijzen. In het bos schoot hij hem dood. Voor een zilveren horloge en wat geld.
Het afschrikwekkende voorbeeld dat de Etstoel (het rechtscollege van Drenthe) stelde door Anton Link te radbraken, daarna met een slag van het moordwapen op het hart te doden, vervolgens zijn hoofd met een bijl af te hakken en aan een paal te binden, heeft niets geholpen. We moorden nog steeds.
Het bospad door Schuilingsoord loopt niet meer door naar Anloo, maar stuit op de N34. Vroeger kon je nog oversteken, maar er gebeurden te vaak ongelukken. Nu moet je terug. Het bos loopt dood.
In de speeltuin racen puberjongens met luidruchtige op afstand bestuurbare auto’s langs de wipwap van de twee jongetjes. Die reageren nergens op. Hun geweren hangen nonchalant om hun schouders, de helmen losjes achterover.
Misschien zijn ze het soldaatje spelen gewoon zat. Je hoopt het maar.