Kan wilskracht het tijdstip van je sterven bepalen? Het is een vraag die mij al lange tijd bezighoudt.
Die vraag kwam de laatste dagen opnieuw op. Ik betwijfel namelijk dat het louter toeval is dat Jorge Mario Bergoglio, paus Franciscus, op Pasen is gestorven, nog geen dag nadat hij voor de laatste keer zijn zegen Urbi et orbi, voor de stad en voor de wereld, had kunnen uitspreken.
Symbolisch en psychologisch gesproken was er eigenlijk geen beter en ontroerender stervensmoment denkbaar. En in die zin ook geen groter geschenk aan de mensen die achterblijven.
Nog één keer
Het doet mij veronderstellen dat hij het precies zo gewild heeft. En hoewel hij de afgelopen maanden al verschillende keren op sterven na dood heeft gelegen, hij toch al zijn nog resterende wilskracht innerlijk heeft gemobiliseerd om Pasen te halen. En dat nog eens heeft willen beklemtonen door niet alleen zich aan de mensen te tonen en hen te zegenen, maar ook – wat een geweldige inspanning dat met zijn zo zieke lichaam moet zijn geweest – zich onder de mensen te begeven.
Nog één keer doen wat hij zo graag deed, naar de mensen toegaan, ze aanraken, tonen dat hij er altijd eerst en vooral altijd voor hen is geweest, en nog. Tot op het laatst mogelijke moment.
Door dat nog die ene keer te doen mocht hij van zichzelf gaan, mocht hij de dood verwelkomen. En rekende hij erop dat hij ook van zijn gelovigen zich mocht overgeven aan de dood, die immers ook de belofte in zich draagt van een wederopstanding, van een Pasen.
Psychogene dood
Ik weet inmiddels dat velen zich afvragen of er niet sprake is geweest van euthanasie en als dat zo is of dat vanuit de katholieke leer wel had gemogen. Ik noem dat een non-discussie en ik noem de dood van Franciscus in termen van mijn psychologie een psychogene dood.
Een dood die is uitgesteld door wilskracht, hoeveel pijn en kwetsbaarheid dat ook vergt, tot op het emotioneel meest passende tijdstip. Franciscus voegt zich daarmee bij die selecte groep van grootheden, van mensen die hun dood zoveel mogelijk hebben willen en kunnen meeregisseren en zingeven, zowel voor zichzelf maar bovenal voor hun nabestaanden.
De grondlegger van het hedendaagse psychologische denken, Sigmund Freud, is ook zo een grootheid. Hij stierf op 23 september 1939, 83 jaar oud, in Londen, waarheen hij als Jood voor de nazi’s was gevlucht. Hij was al jaren ernstig ziek, onder andere lijdend aan ongeneeslijke kanker waarvoor hij tal van keren was geopereerd en die zowel zijn spraak als zijn voedselinname ernstig belemmerden, en zijn levenskwaliteit ondermijnden.
Overdosis morfine
Freud stierf uiteindelijk aan een overdosis morfine die zijn vriend en arts Max Schur hem toediende, maar niet nadat ze waren overeengekomen dat een dodelijke dosis pas op de belangrijkste Joodse feestdag, Grote Verzoendag, zou worden toegediend. Ongeacht hoeveel behandeling, ontreddering en lijden het uitstel tot dat moment ook met zich mee zou brengen.
Totdat hij het punt, inderdaad op Grote Verzoendag, bereikte waarop wilskracht niet langer vereist was en zich kon overgeven met de woorden: ‘Nu is er niets meer dan kwelling en is het volstrekt zinloos geworden om door te gaan’.
Mijn wens? Dat ze, Jorge en Sigmund, elkaar in Godsnaam daarginds ergens ooit mogen ontmoeten.