Ooit was ik een fervente Verenigde Staten-fan. Reden om mijn opleiding tot psycholoog-psychotherapeut in New York te gaan halen. Na voltooiing daarvan ging ik tenminste twee keer per jaar terug, meestal om samen met mijn leermeester anderen op te leiden.
Ik vond het heerlijk werken daar en ik vond Amerika een land om in te geloven. Dat ging zover, dat ik inzichten of methoden pas dan als wetenschappelijk onderbouwd beschouwde als het beschikbare onderzoek door (of mede door) Amerikanen was uitgevoerd.
Ook in mijn eigen wetenschappelijke publicaties citeerde ik vooral Amerikaanse auteurs. Ik werd zelfs een soort importeur van Amerikaanse theorieën en behandelingsmethoden in Nederland, Duitsland en Zwitserland.
Sprekend op dit punt is dat mijn Amerikaanse leermeester, grondlegger van de rationele gedragstherapie, mij op een dag een exemplaar van zijn nieuwste boek toezond met daarin als opdracht For René, who is helping Europe to become rational!’ (voor René die Europa helpt rationeel te worden).
Cambodja
Maar al sinds een flink aantal jaren is het Amerikaanse geloof in mij gedoofd.
Dat begon in de periode dat ik voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR) werkte in vluchtelingenkampen in Azië. Mijn taak was om samen met een team sociaal-psychologische hulpverlening op te zetten voor de vaak zwaar getraumatiseerde volwassenen en kinderen, onder andere in Cambodja.
Dat land was eeuwenlang als het ware het Vaticaan van het boeddhisme in Azië. Pol Pot en zijn Rode Khmer hadden de religieuze cultuur in Cambodja grotendeels vernietigd door het vermoorden van tienduizenden monniken en het slopen van hun kloosters.
Een van onze ideeën was die levensbeschouwelijke en culturele roof voor een deel ongedaan te maken door van elders in de wereld boeddhistische monnikken naar de kampen te halen om tempels en seminaries op te zetten en met ons samen te werken in het helpen van de kampbewoners. Plannen die op verzet stuitten van niet-gouvernementele hulpverleningsorganisaties die eveneens rondom en in de kampen actief waren.
Zieltjes winnen
Het meest afwijzend waren christelijke organisaties uit Amerika. Op een voor mij vaak onthutsende wijze deden zij aan zieltjes winnen. Zo namen ze in hun compounds vluchtelingen in dienst, maar doorgaans alleen onder de voorwaarde – soms openlijk maar vaker heimelijk gesteld – dat zij zich tot het christendom bekeerden.
Ik tekende daartegen verschillende keren officieel protest aan. Mijn bazen in Genève (waar de WHO en UNHCR zetelen) waren daarmee niet erg gelukkig en onder druk van de Amerikaanse vertegenwoordiger in UNBRO (een VN-operatie voor Azië), zelf een fervent christen, is het onderwerp nooit geagendeerd.
Het was de eerste keer dat ik ervoer hoezeer godsdienst politiek kan zijn en hoezeer God voor politieke doelen (lees: machtsdoelen) wordt aangeroepen en dus misbruikt.
In het Amerika van Trump gebeurt dit ook op grote schaal. Ook door hem persoonlijk. Getuige zijn herhaalde zelfverheerlijkende uitroep enige tijd na de aanslag op hem: I was saved by God to make Amerika great again. Alsof hij een door God gezonden reddende engel is om zijn volk naar een nieuwe, grootse toekomst te leiden – grootser dan waar ook op aarde.
Ik hoop dat God niet van dergelijke reclameleuzen is gediend. Ik in ieder geval niet, en zo ook veruit de meeste christenen niet. Daar ben ik heilig van overtuigd.