Ik heb niets tegen patriottisme in de zin van liefde voor het eigen land en volk, en de waarden waarvoor het staat.
Maar precies zoals partnerliefde niet kritiekloosheid jegens de partner mag betekenen, mag vaderlandsliefde niet kritiekloosheid jegens het vaderland betekenen of tegen degenen die het leiden. Ook niet en vooral niet in tijden van oorlog.
Als er iemand is geweest die dat inzicht tot leidraad van zijn leven heeft gemaakt, is het de Franse schrijver Romain Rolland. Rolland won in 1915, tijdens de Eerste Wereldoorlog, de Nobelprijs voor de literatuur.
Het geld van zijn prijs schonk hij aan het Rode Kruis, zodat zowel Duitse als Franse slachtoffers van de oorlog daarmee geholpen konden worden. Zulks zeer tot ongenoegen van zowel zijn eigen regering als die van aartsvijand van Frankrijk op dat moment, Duitsland.
Schrijvers tegen geweld
De reden was de openlijke kritiek die Rolland op beide landen uitoefende vanwege de manier waarop ze oorlog voerden, en vooral vanwege het feit dát ze oorlog voerden. Al direct na het uitbreken van de oorlog was Rolland in de pen geklommen om zowel in Duitsland als Frankrijk collega-schrijvers te bewegen openlijk stelling tegen het geweld te nemen.
In de zomer van 1914 vielen Duitse troepen België binnen en brandden de universiteitsstad Leuven met zijn eeuwenoude waardevolle kunstschatten voor een groot gedeelte plat. Daarop schreef Rolland een open brief, getiteld Over het krijgsgewoel aan zijn collega-schrijvers.
‘Wat ik van jullie verlang is dat jullie tenminste een moedig spijt zouden betuigen over de aanvallen. En dat jullie het wagen om jullie losgeslagen machthebbers in herinnering te roepen dat geen vaderland, geen vrede, geen menselijkheid door oorlogsmisdaden te bereiken of te redden is’.
Botte reacties
De botte reacties van collega-schrijvers, zowel Duitse als Franse logen er niet om. ‘Oorlog is oorlog’, schreef de een. ‘Op morele oordelen zitten we niet te wachten’, schreef een ander. ‘De tijd voor compassie, voor mededogen, is allang voorbij’, aldus een derde.
Rollands antwoord liet niet lang op zich wachten. ‘Ik trek jullie eerlijkheid niet in twijfel, maar jullie zijn niet meer in staat om de waarheid te zien. Jullie hebben een (punt)helm over je ogen en geweten laten duwen en zien niet meer hoe het in werkelijkheid in een oorlog eraan toegaat. Maar dat is geen excuus. Wij schrijvers en journalisten hebben de plicht om te proberen de waarheid te achterhalen en ons niet door propaganda voor het oorlogskarretje van regeringen te laten spannen’.
Die kritiek kwam hem duur te staan. Door de Fransen werd hij voor ‘heuler met de vijand’ uitgemaakt. En Thomas Mann, Duitslands beroemdste schrijver, noemde Rolland zelfs Duitslands ergste vijand.
Dodelijke onverdraagzaamheid
Maar in feite was Rollands kritiek op Duitsland en op zijn eigen vaderland een uiting van liefde. Liefde voor de mens in welk vaderland hij of zij ook woont.
Want de andere kant van de medaille van kritiekloze liefde voor het vaderland is onverschilligheid of zelfs dodelijke onverdraagzaamheid jegens andere volkeren. Dat gevaar ligt ook nu weer heel duidelijk op de loer.
Vertaal ik Rollands betoog naar vandaag, naar onder andere de oorlog Israël-Gaza, dan zien te veel mensen nog altijd niet dat kritiek op Israël een daad van liefde is, zoals kritiek op Hamas dat is. En dat zwijgen over Israël een misdaad is, zoals zwijgen over Hamas dat ook is.