Wat als het je broer is? Je bent bijvoorbeeld 10, doet je best op school, maar je broer is 16 en was zo dom om mee te doen aan het roepen van ‘kankerjoden’ op een plein in Amsterdam.
Toen je broer thuiskwam en er door zijn moeder op werd aangesproken had hij alleen zijn schouders opgehaald, boos iets puberaals gemompeld, en de kraag van zijn jas nog wat geschikt. Hij was weer naar buiten gelopen, hij had zijn scooter gestart, hij was de straat uitgereden.
Dat is 6 maanden geleden, nu mis je dat geluid. Het paspoort van je broer is afgepakt, hij woont nu op een kamertje in Rabat, je moeder kan alleen maar huilen. Morgen word je 11 en je mist je broer en door dat missen heb je helemaal geen zin om morgen naar school te gaan. Omdat je moeder je niet gaat zeggen dat je toch moet, ga je dus niet.
Wat als hij blijft, als illegaal?
Wat als het je broer is, maar hij blijft?
De Nederlandse overheid heeft überhaupt al de grootste moeite om uitgeprocedeerde asielzoekers op te sporen en uit te zetten, dus een jongen vinden en op een vliegtuig zetten die is geboren en getogen in een wijk met honderd steegjes, dat gaat natuurlijk nooit lukken. Maar in die steegjes is alleen maar verveling en geldgebrek en je broer wordt daar alleen maar humeurig en bozig van.
Steeds vaker zit hij met dat pesthumeur binnen, want het is winter en sowieso patrouilleert de politie, dus in de steegjes staan, dat zal niet gaan. En binnen, midden in de huiskamer, maakt hij ruzie met je moeder terwijl jij huiswerk probeert te maken. Die wiskundeformules, daar snap je geen hout van. Vroeger vroeg je dan nog weleens je broer om hulp.
En wat als het je vader is?
Wat als het je vader is en je bent zelf net 2 en je vader moet opeens weg? Hoe groei je dan op?
Ik had een column kunnen schrijven over hoeveel goeds een bepaalde in het verdomhoekje geplaatste bevolkingsgroep bijdraagt aan onze maatschappij. Ik had kunnen vertellen over burgemeesters en baklava, over mijn collega-schrijvers met een migratieachtergrond die de geweldigste gedichten maken en dat ik niet zou willen leven in een literatuur waar die gedichten niet bestaan.
Maar zo’n column wil ik niet schrijven. Die column zou niet nodig moeten zijn, want iedereen met ogen in zijn kop kan elke dag die column zelf al schrijven. Kan elke dag zelf al de zegeningen van onze multiculturele samenleving tellen. Ik wilde een column schrijven over wat racistische voorstellen zoals het afpakken van paspoorten met die zegeningen doen.
Royaume du Maroc
Want wat als het niet eens je broer is? Niet je broer, niet je neef, niet eens een vage kennis, de enige gelijkenis die je hebt met die malloten in Amsterdam is dat jij en zij allebei een groen boekje met Royaume du Maroc erop in de la hebben liggen, op een stapeltje van twee samen met dat rode boekje met Koninkrijk der Nederlanden in gouden blokletters op de kaft.
Maar alleen maar door die overeenkomst in boekjes in de la stap jij nu ook voorzichtiger de deur uit. Volg je je buurman, die elke dag op weg naar zijn werk door rood fietst, vandaag toch maar even niet. Op die stille laan ergens in Noord-Groningen. Kilometers van Rabat, kilometers van Amsterdam.