Met een geestelijke in mijn vriendenkring deel ik een zonderlinge fascinatie voor de geschiedenis der pausen.
Als in het gesprek de naam Benedictus XIV valt (zulke gesprekken voeren wij), roept één van ons meteen diens ‘echte’ naam: ‘Prospero Lambertini!’ of wanneer Innocentius X ter sprake komt: ‘Giambattista Pamfili!’ De bevreemding onzer tafelgenoten vermag onze geestdrift niet te temperen.
Het pausdom is de langst functionerende dynastie ter wereld, met als eigenaardigheid dat de – verkozen – vorsten merendeels oude mannetjes zijn, wat tot gevolg heeft dat de huidige paus al de 263ste officiële vertegenwoordiger Gods op aarde is. De Heilige Vader hoeft verder aan niemand verantwoording af te leggen (tot 1870 was hij absoluut heerser over een aanzienlijk deel van Italië), maar omdat zijn regeerperiode vanwege zijn leeftijd overzichtelijk is, heerst er toch een vorm van democratie in de Kerkelijke Staat.
Een andere wind
Het is maar zelden dat een nieuwe paus het beleid van zijn voorganger ongewijzigd voortzet. Meestal kiezen de kardinalen, in conclaaf bijeen, iemand uit hun midden die een frisse, of in elk geval een andere wind door de Vaticaanse dreven doet waaien; het duurt immers nooit lang.
Een enkele keer ging die verwachting echter niet op. In 1846 werd de met 55 jaar betrekkelijk jonge graaf Giovanni Maria Mastai-Ferretti gekroond, die als Pius IX het langst op de stoel van Sint-Petrus zou zitten, tot 1878. Het begin van zijn pontificaat wekte door een aantal vooruitstrevende maatregelen allerlei verwachtingen, die hij, geschokt door de Europese revoluties in 1848, de grond in boorde met een verklaring waarin hij iedere vorm van verlichting afzwoer.
‘Gevangene van het Vaticaan’
De resterende dertig jaar was hij het toonbeeld van behoudendheid, en in brede kring de meest gehate man van het land. Tegelijkertijd genoot hij bij katholieken wereldwijd een enorm prestige, dat naarmate zijn pausschap voortduurde alleen maar toenam, en paradoxaal genoeg na de val van Rome in 1870 zijn toppunt bereikte. Dat was de tijd dat hij zich als ‘de gevangene van het Vaticaan’ beschouwde, en elke toenadering tot het nieuwe koninkrijk Italië afwees.
Onlangs zag ik de film Rapito (Ontvoerd), waarin Pius een kwalijke rol speelt. Die gaat over het 6-jarige Joodse jongetje Edgardo Mortara, dat als baby door een niet al te snugger rooms dienstmeisje gedoopt is, en in opdracht van de paus aan de ouderlijke macht wordt onttrokken, en christelijk opgevoed. Dat soort praktijken bleef halverwege de 19de eeuw niet meer onopgemerkt, en de kinderroof leidde tot internationale verontwaardiging.
Krakkemikkig kardinaaltje
Als u meer wilt weten, moet u zeker naar de bioscoop gaan teneinde dit ontroerende en – ondanks dat er geen moord en doodslag in voorkomen – spannende verhaal te bekijken. Aangrijpend wordt de verscheurdheid in het gezin Mortara verbeeld, en geschiedkundig klopt alles, ook dat de paus de kleine Edgardo onder zijn soutane laat spelen, waarover nu menige wenkbrauw gefronst zou worden. De genoemde bevriende geestelijke kon niet mee naar de rolprent, wat voor zijn gemoedsrust misschien maar beter is.
Toen Pius ten slotte stierf, koos men voor de zekerheid het meest krakkemikkige kardinaaltje dat voorhanden was (‘Gioacchino Pecci!’), dat daar evenwel geweldig van opknapte, en als Leo XIII vijfentwintig jaar zou regeren.