Er is tegenwoordig veel te doen over foute kunstenaars. Daarmee bedoel ik niet kunstenaars die gedurende de oorlog op het verkeerde paard gewed hebben, al valt daar ook het één en ander over aan te stippen. Het is bijvoorbeeld frappant dat het vooral ‘ouderwetse’ schilders en dichters zijn, wier fascistische sympathieën hun worden nagedragen, terwijl zulks ‘moderne’ kunstenaars minder zwaar wordt aangerekend.
Van een realist als Pyke Koch weet iedereen dat er een luchtje aan zat, maar het oorlogsverleden van Karel Appel wordt met de mantel der liefde bedekt. J.C. Bloem is in de jaren 30 korte tijd lid geweest van de NSB, wat altijd vermeld wordt als hij ter sprake komt (maar niet dat hij daar onmiddellijk uitstapte toen hij doorkreeg dat Mussert een ongeletterde cultuurbarbaar was); de onlangs bekend geworden diepbruine achtergrond van Lucebert daarentegen beschouwt men als een vergeeflijke jeugdzonde. Zelf beweer ik overigens aan de muziek van Carl Orff (1895-1982) te kunnen horen dat hij fout was.
Picasso behandelde zijn opeenvolgende muzen als oud vuil
Maar dat is niet waar ik het over wilde hebben. Je hoort steeds vaker dat je een kunstwerk niet mooi mag vinden wanneer er op de maker moreel iets aan te merken valt. Picasso behandelde zijn opeenvolgende muzen als oud vuil, dus deugen zijn schilderijen niet. Films van Polanski of Woody Allen moeten worden geboycot, omdat ze aan minderjarige maagdekens hebben gezeten of daar alleen maar van beschuldigd worden. De carrière van acteur Kevin Spacey is door aantijgingen van wangedrag gebroken, ofschoon hij daarvan herhaaldelijk vrijgesproken is.
Scheppers van kunst die ons raakt en ontroert, moeten, lijkt het, aan strengere fatsoensnormen voldoen dan ‘gewone’ stervelingen. De werkelijkheid is anders. Door de eeuwen heen vind je onder artiesten een onevenredig aantal zelfzuchtige ellendelingen, zenuwlijders, verwarde geesten, gekken en misdadigers.
Beethoven was een driftkop
Bernini was een gewelddadige afgunsteling, Caravaggio een moordenaar, en onze eigen Rembrandt van Rijn liet zijn lastige ex-geliefde, Geertje Dircks, op onzuivere gronden opsluiten in een tuchthuis. Beethoven was een driftkop, wiens persoonlijke hygiëne deerlijk te wensen overliet (hij wisselde zelden van overhemd, en er stond dikwijls een ongeledigde po naast zijn piano), Schumann was krankzinnig, Achterberg zat jaren in een gesticht, nadat hij zijn hospita had doodgeschoten. Als we van iedereen die iets op zijn kerfstok heeft geen kunstwerk meer mogen bewonderen, blijft er weinig over.
De enige die ik zo gauw kan bedenken die prachtige dingen gemaakt heeft, zonder dat er enige blaam aan hem kleeft, is Gabriel Fauré; over hem heeft bij mijn weten niemand ooit iets ten nadele beweerd. U kent er vast nog wel een paar meer, maar het blijven uitzonderingen.
Gerard Reve heb ik wél in het echt mogen meemaken
Gerard Reve betoogde dat een kunstenaar geen goed mens hoefde te zijn, maar dat hij wel formaat moest hebben; er moest zich iets in hem kunnen afspelen. Zelf prijs ik mij gelukkig dat ik veel door mij hooggewaardeerde genieën nooit heb kunnen ontmoeten, Dante, Schopenhauer, die Beethoven. Ik denk dat de omgang met hen ernstig afbreuk zou hebben gedaan aan mijn verering.
Gerard Reve heb ik wél in het echt mogen meemaken. Het woord ‘mogen’ is hier, gelooft u mij, misplaatst: dat was geen lolletje.