Huidskleur doet ertoe. Niet alleen in het maatschappelijke debat over inclusiviteit, racisme en het herformuleren van huidskleur. We horen geen ‘donker’ meer te zeggen, maar ‘zwart’, geen ‘blank’, maar ‘wit. ‘
Tijdens mijn opgroeien was het statusverschil met betrekking tot huidskleur ook thuis zeker duidelijk, een bepaalde vorm van uitsluiting binnen het gezin. Het idee dat verschillen in huidskleur gepaard gaan met machtsverschillen en statusverschillen.
Mijn zusje heeft een iets donkerder teint dat ik. Na haar vroeggeboorte lag ze een paar weken in de couveuse. In de vertaling van wat dat ding was, is er iets misgegaan. De tolk legde uit dat het een soort magnetron was. Mijn ouders wijten het aan de ‘magnetron’ dat mijn zusje een donkere huid heeft gekregen.
Ik heb op mijn beurt sproeten. Niet bepaald één van de zeven schoonheden, eerder een smet op je huid. In mijn tienerjaren stelden mijn ouders voor me naar een kliniek in Vietnam te sturen om de sproeten weg te laten halen.
In Vietnam vliegen de reclames van whitening-crèmes je om de oren, schappen staan vol met producten om je huid te bleken. In de brandende hitte dragen, vrouwen voornamelijk, mondkapjes en handschoenen om zich te beschermen. Niet zozeer tegen huidkanker, maar tegen het bruin worden.
Wit is het schoonheidsideaal
Er heerst het algehele beeld dat wit superieur is. Het idee is dat een donkere huidskleur geassocieerd wordt met op het land werken, armoede. Een witte huid zoals mensen ‘in het Westen’ is het schoonheidsideaal waarnaar gestreefd wordt.
Er is een vorm van discriminatie naar mensen met een donkerder huidskleur, een oordeel, uitsluiting, al gaat het daar dan niet om etniciteit, wel om statusverschil. Hier is de discussie anders, zou je denken.
Ik ben opgegroeid met een moeder die er alles aan doet de zon te vermijden, binnenshuis te blijven. Terwijl mensen met een van nature getinte huid juist meer vitamine D nodig hebben. Dit neemt ze op de koop toe, alles liever dan uitsluiting door haar eigen volk. Het paradoxale is dat ze zich door zichzelf op te sluiten en te bedekken, juist onzichtbaar maakt.
Met het warme weer ging ze afgelopen weekend voor het eerst mee zwemmen, een primeur. Ze vroeg of het raar zou zijn in het zwembad een mondkapje te dragen. „Het staat je hier vrij om te kleden zoals je wil”, zei ik, „toch zijn er sociale normen. Dus ja, een beetje raar zou dat wel zijn.”
Blootgeven, naar buiten treden, het is voor haar een enorme stap. Ze keek me aan terwijl mijn sproeten zowat van mijn neus af leken te spatten. „We zijn nou eenmaal mensen van kleur”, zei ik tegen haar. „En kijk eens om je heen, naar al die mensen die liggen te bakken, ze zouden een moord doen om er een beetje uit te zien zoals wij”, grap ik.
>Dat hielp niet. Maar ze kreeg nu tenminste wel haar portie vitamine D binnen, goed voor de sterke botten om je stevig staande te houden in deze gekte.