Een week geleden was het World Suicide Prevention Day (WSPD). De dag waarop door de Verenigde Naties wereldwijd bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de problematiek van zelfdoding of suïcide.
Ik was in 2003 betrokken bij de organisatie van de eerste WSPD, onder meer als oprichter van de International Academy of Suicide Research. In volgende jaren ben ik in wisselende mate betrokken gebleven, totdat ik in 2016 uit onvrede met de bereikte vorderingen besloot om op 23 september van dat jaar, precies 13 (!) dagen na de WSPD, daarvoor aandacht te vragen door een conferentie te organiseren onder de titel Suïcidepreventie: Waarom faalt het?’
Dat had ik dit jaar opnieuw kunnen doen. Want het schiet wereldwijd en nationaal nog altijd niet op met de suïcidepreventie. De suïcidesterfte zal komende jaren vrijwel zeker sterk toenemen. Wereldwijd, ook in ons land, buitelen allerlei crises – oorlog, armoede, vluchtelingenstromen, klimaatveranderingen, pandemieën, zorgstructuurontwrichtingen en relatiecalamiteiten (hoger aantal echtscheidingen) – over elkaar heen die zonder enige twijfel sociale en psychische wanorde teweegbrengen, en waarvan al decennia bekend is dat ze suïcidogeen zijn.
De gebruikelijke preventie- en interventiemethoden, zoals door psychologen, psychiaters en grote groepen ‘ervaringsdeskundigen’, vrijwilligers en lotgenoten in het geweer gebracht, blijken tegen die ontwrichtingen niet opgewassen. Niet dat ze niets doen. Maar ze doen te weinig en zullen daarom de suïcidesterftecijfers niet omlaag brengen. Dat is overigens mede gevolg van het feit dat die methoden te veel op de korte termijn zijn gericht; voornamelijk aandacht besteden aan wat te doen in de uren, dagen of weken rondom een suïcidale crisis.
Natuurlijk is het belangrijk en zinvol om mensen in het algemeen of in de directe omgeving van een suïcidale persoon duidelijk te maken hoe te communiceren en te reageren. Maar waar het gaat om grootschalige en duurzame preventie moet deze vraag centraal staan: Wat kunnen we doen om kinderen en jongeren nú uit te rusten met de vaardigheden die ervoor zorgen dat ze stráks, op (jong)volwassen leeftijd, beter bestand zijn tegen mentale en sociale stressoren en crises en de suïcidale gedachten, impulsen of verleidingen die deze dikwijls met zich meebrengen?
We kennen het antwoord: bevorder de mentale gezondheid en levensvaardigheden van kinderen en jongeren en leer hen met behulp daarvan om te gaan met levensproblemen inclusief suïcidale crises en impulsen.
Daarvoor hebben we ook de middelen, zowel wat betreft de plaatsen (scholen, verenigingen, theaters, sociale media) als de materialen, de handleidingen. Maar het ontbreekt ons nog altijd aan visie, inzet en durf die grootschalig in te zetten.
Toen een collega en ik een handleiding voor het denken over suïcide voor jongeren publiceerden viel driekwart van Nederland over ons heen met het verwijt dat we daarmee jongeren de dood indreven en het suïcidecijfer onder hen sterk zou stijgen. Dat is niet gebeurd. Integendeel. Naar hun eigen zeggen heeft het velen juist geholpen een (hernieuwde) keuze voor het leven te maken en heeft het mensen uit hun omgeving op een goede manier bij die keuze betrokken. Is dat niet het enige dat telt?