We zijn meesters in afstraffen en beginnelingen in voorkomen. De rellende 'gezinsarme jongeren' moet je eerder leren omgaan met spanning en conflicten | column René Diekstra
Steeds ben ik er weer verbaasd over. Dat het journalisten en commentatoren vaak maar niet lukt om ‘de dingen’ bij hun naam te noemen. Neem de rellen van de afgelopen weken in Amsterdam.
Voortdurend wordt gesproken van jongeren – soms zelfs van ‘deelnemers’ – die vernielingen aanrichten, plunderen, brandstichten, de politie bekogelen, medeburgers verrot slaan. Terwijl iedereen kan zien dat het van de jongeren voornamelijk jonge mannen zijn (bepaald niet alleen van Marokkaanse afkomst!) die zich daaraan schuldig maken. Niet de meisjes of vrouwen.
Als de gewelddadigheden en ontoelaatbare vernielingen inderdaad voornamelijk aan jongens en jongere mannen toe te schrijven zijn, laat ons dat dan ook doen. En ze opzoeken, onderzoeken en aanpakken vanuit die conclusie.
Het is ónze verantwoordelijkheid
Dat betekent onder meer dat wij, de oudere, meer volwassen mannen, elkaar oproepen die rellen te benaderen als vooral ónze verantwoordelijkheid. Dat zeg ik, als man, dus ook tegen mezelf en mijn leeftijdsgenoten.
Blijkbaar doen we in eigen kring – of in de gemeenschappen dan wel groepen waarvan we deel uitmaken, denk aan voetbalclubs – nog niet genoeg om te voorkomen dat jongere mannen over de rooie gaan en hun agressieve impulsen en lustbelevingen botvieren indien frustraties en opwinding te hoog oplopen.
Terwijl we vaak meesters zijn in het (oproepen tot) afstraffen daarvan (snelrecht), zijn we beginnelingen in het voorkomen dat het zover komt. Maar als wij iets aan onze volgende generaties – onze zonen, leerlingen of sportpupillen – hebben mee te geven, dan is het wel op een constructieve manier leren omgaan met spanningen en conflicten, en verdragen dat sommige conflicten simpelweg niet oplosbaar, hoogstens bijlegbaar zijn.
Veel jongens groeien ‘vaderloos’ op
Veel van de relschoppers en hun meelopers missen zo’n rolmodel, is mijn ervaring. Ooit was ik voorzitter van een adviesgroep van het gemeentebestuur van Rotterdam, waarvan ook (toen nog niet burgemeester) Ahmed Aboutaleb deel uitmaakte.
Wij spraken veel met jongeren en deden onderzoek bij jongeren en hun groepen, ook in achterstandswijken. Een groot aantal van de jongens daar groeide ‘vaderloos’ op. Vader was dikwijls afwezig, leverde niet of nauwelijks een bijdrage aan de opvoeding of was anderszins een ongunstig rolmodel.
Een tijd later, na ernstige rellen in zijn stad, richtte inmiddels burgemeester Aboutaleb zich in een videoboodschap tot de reljongeren en gaf ze op een onorthodoxe maar terechte manier van katoen. En sprak vervolgens tot de ouders met: „Ouders, ja, u bent er ook nog. Heeft u uw zoon gemist, en afgevraagd waar hij was? Heeft u ‘m ook gebeld: ‘Kom thuis want het is 10 uur geweest’ ... Heeft u die geplunderde spulletjes en die gewonde medeburgers gezien en gevraagd: ‘Is het is normaal dat het zo gaat?’” Duidelijk, zulke vragen stellen is ze met een schallend ‘nee’ beantwoorden.
Voor veel jongeren geldt dat hun gezin niet (meer) functioneert. Van moeder trekken ze zich weinig aan en vader is afwezig. Mijn advies: spoor alle ‘gezinsarme’ jongeren op, en koppel ze voor langere tijd aan een goed rolmodel, een goede vader of een moeder of in ieder geval een duurzame, kleurrijke en wijze volwassene. Ik verzeker je: dat gaat een hoop gelazer schelen. Want nog altijd geldt (Afrikaans! gezegde): It takes a village to raise a child. Het vereist een dorp om een kind op te voeden.