Onze bovenbuurvrouw gaat verhuizen. Ze woonde 41 jaar boven ons. Of nee, dat zeg ik niet goed, want wij wonen er nog maar kort, terwijl zij onder haar een lange stoet gezinnen, alleenstaanden, studenten en echtparen voorbij heeft zien trekken.
Zo honkvast en toch vrolijk zat ze daar als een gouden haantje op een kerktoren. Maar nu is het klaar, nu moet het huis het zonder haar gaan doen.
41 jaar is een lange tijd om in één huis te wonen. Er zullen boeken zijn geweest die ze daar in haar luie stoel las, waarvan de inhoud haar nu wezensvreemd zal voorkomen. Van gerechten die ze twintig jaar terug bijna dagelijks bereidde, weet ze nu met de beste wil van de wereld het recept niet meer. Het koffiekopje wat ooit haar lievelings was brak in de afwas, en toen ze de scherven in een krant in de vuilnisbak legde, moest ze zelfs een beetje huilen. Maar dat is lang geleden, jaren geleden, daarna kwam een nieuw lievelingskopje die de herinnering aan de eerste wegdrukte. En daarna nog één, en toen zelfs nog een keer.
Pakje roomboter
Nu is het klaar. Het moet vreemd zijn, weten dat je voor de allerlaatste keer in je eigen slaapkamer de lakens ververst. De laatste keer dat ze een nieuw flesje Maggi kocht is ongemerkt aan haar voorbijgegaan, maar nu beginnen de dingen haar op te vallen. De laatste keer een nieuwe tandenborstel, de laatste keer een nieuwe fles Dreft. De laatste keer een onaangebroken pakje roomboter in de deur van de koelkast leggen, de laatste keer zo’n pakje aanbreken, of misschien, als ze voor het eerst wat dikker smeert, nog een allerlaatste keer.
Ze zag de afgelopen maanden de boom uitlopen, de boom waar ze al veertig jaar tegenaan keek en die ze steeds meer van haar uitzicht heeft zien bedekken. Ze wist dat wanneer die blaadjes straks weer zullen vallen er iemand anders zal zijn die kijkt. Of de boom daar iets van merkte? Natuurlijk niet. Ze vreest de laatste keer dat ze een schone theedoek ophangt.
Blikvoer en waterfilters
’s Nachts denkt ze aan iets dat ze in de krant las: dat er tegenwoordig hele volksstammen zijn die niet meer naar het nieuws kijken, zo proberen af te dwingen dat de boze buitenwereld vooral buiten blijft. Dat er weer anderen zijn die zich met blikvoer en waterfilters op het ergste voorbereiden, extra sloten kopen. En dan moet zij, oud en krakkemikkig, na meer dan veertig jaar de voordeur van haar veilige cocon dichttrekken? Hoeveel lef verwacht men dat zij nog heeft?
Maar misschien zie ik het verkeerd. Misschien vindt de bovenbuurvrouw het allemaal helemaal niet zo zwaar als dat ik het nu opschrijf. Misschien denkt ze helemaal niet aan haar oude theedoeken, maar kijkt ze uit naar nieuwe. Een nieuw lievelingskopje dat iemand voor haar, speciaal voor haar, op tafel zet.
Dapper zijn
Dat is binnenkort zo, nu is het leven nog even vertrouwd en ongewis tegelijk. Maar ze was toch een gouden torenhaantje? Gouden torenhaantjes staan dagelijks in de wind en de wind draait altijd, je weet nooit hoe hard, je weet nooit uit welke richting hij morgen weer waaien zal. Gouden torenhaantjes zijn niet bang voor wat komt, dat past niet bij hun aard, niet bij hun beroep. Gouden torenhaantjes moeten dapper zijn. Dus laat de wind maar komen.