Er bestaat een foto van Dries van Agt met een gigantische vlag. Die foto is genomen eind jaren 70, Dries van Agt heeft een of andere malle sjerp om, op de achtergrond staan ministers, ambtenaren en leden van een bezoekende carnavalsvereniging breed lachend naar de minister-president te kijken.
Premier van Agt is in zijn nopjes, in de zonovergoten tuin van het Catshuis met een carnavalsvlag zwaaien vindt de katholieke CDA-lijsttrekker duidelijk leuk. Echt leuk. Het zal hoogstwaarschijnlijk ook nuttig zijn geweest voor een campagne (hoewel, in 1978 werd er voor Van Agt weinig belangwekkends gekozen), er zal vast wel één of andere spindoctor hebben rondgelopen die zijn gedachtes wijdde aan het imago van de premier, maar op de foto zie je ook een jongetje in een te wijd zittende pantalon die met moeite de grote steel van de reuzenvlag in bedwang weet te houden. Een politicus met plezier.
Elke politicus straalt uit dat hij of zij geen millimeter toegeeft
Dat zie je bijna niet meer. Ik wil niet zover gaan dat het niet meer bestaat, maar de camera’s, de krantenkoppen, de officiële foto’s, nieuwsitems en YouTubefilmpjes die uit de Haagse arena naar buiten komen, zijn allemaal van een allesverzengende verbetenheid. Elke politicus, en vooral elke fractievoorzitter, en vóóral elke fractievoorzitter in campagnetijd, probeert uit te stralen dat hij of zij geen millimeter toegeeft op de idealen van de partij. Te vuur en te zwaard zullen die te allen tijde verdedigd worden, dat is de missie en die missie neemt men uiterst serieus. Deze houding heeft een reden: hoe harder de botsing met andermans ideeën, hoe duidelijker de eigen zichtbaar worden. Maar het heeft ook consequenties. Bijvoorbeeld voor het landsbestuur.
Want bij politici die reflexmatig de loopgraven betrekken, ontbreekt een zekere luchthartigheid. Een luchthartigheid die naar mijn mening nodig is om te komen tot bestuur. Die luchthartigheid geeft een politicus niet alleen de ruimte om te twijfelen, te weifelen, te lachen en met een korreltje zout te nemen, om te beseffen dat er naast de strijd binnen de politieke arena ook nog een leven buiten de politieke arena bestaat waarvan genoten mag worden. Maar de eigen luchthartigheid geeft de politicus ook een constante reminder van datgeen waarvoor hij het eigenlijk doet: de mogelijkheid tot luchthartigheid voor iedereen. Hoe dat te bereiken, daar kan men van mening over verschillen, maar over die mening kan vervolgens wel op een normale, constructieve, ja zelfs lichte manier overlegd worden. Luchthartigheid brengt de mogelijkheid tot overleg.
Hun overtuigingen zijn dogma’s, hun wil is wet
En dit is dan ook exact de reden waarom er met extremisten niet valt te regeren. Hun overtuigingen zijn dogma’s, hun wil is wet. Die onwrikbaarheid is in een coalitiepolder als Nederland praktisch onhaalbaar, maar ook op een dieper niveau levert het problemen op. Een politicus moet flexibel zijn, dienstbaar aan de samenleving waarvoor hij, zij of hen het doet, een gebochelde gids met een olielampje die ons via kronkelweggetjes allemaal naar het paradijs (of nou ja, een voor eenieder fijnere en veiligere plek) toe leidt. Niet iemand die zijn eigen persoonlijke, Haagse ambities, hoe hoog- of laaggestemd ook, laat prevaleren boven de noden van de rest. Niet iemand die met de kaken op elkaar en de vingers in de oren als een stier op een doel afrent. Doe je het wel zo, dan struikel je lang voor de finish. Doe je het wel zo, dan ren je vroeg of laat alleen.