Voor mijn vertrek zegt mijn beste vriend: ’Denk erom. Als je verdwaalt, niet doorgaan, maar teruglopen.’ Hij raakte eens hopeloos verdwaald tijdens een wandeltocht in Nepal, een wonder dat hij het er levend vanaf heeft gebracht.
Ik ben op mijn beurt, met een flinke rugzak op mijn schouders, aan het wandelen door Noorwegen. Helemaal alleen. Lopen naar het einde van de wereld. Althans, zo heet de plek letterlijk, Verdens Ende.
Zo heet het vast vanwege haar dramatische rotsformaties, want ligt het nog vrij dicht bij de bewoonde wereld. Later loop ik wat meer uitdagender routes langs de kust. Er is hier niemand. Het pad is vaak niet zichtbaar, klauteren over de rotsen, de zee hou ik ter oriëntatie aan. Door het gebrek aan een duidelijk pad heb ik voortdurend het gevoel dat ik aan het verdwalen ben. Ik word moe, soms slaat de paniek toe. En dan staat er zomaar een bordje in het Noors: ‘Schaam je er niet voor om om te keren.’
Gevoel van falen?
Maar dat doen wij mensen niet gauw. Omkeren en teruglopen. Gedreven door schaamte, trots, ego, een gevoel van falen? In het nieuws lees ik dat er afgelopen week twee doden zijn gevallen tijdens een ongeluk op de Mount Everest. Een foto van een enorme rij vlak voor de top, ze zijn allemaal aan het wachten om daar een selfie te kunnen maken, bewijs dat ze het hebben gehaald.
Door het enorme gewicht van de massa mensen is de richel vlak onder de top afgebroken. Sinds 1921 zijn er meer dan 200 lichamen op de berg blijven liggen, het is te gevaarlijk om ze terug te halen. Nu dienen ze als ijkpunt tijdens de tocht. Moet ik me voorstellen dat het iets is als: ’Bij lichaam ’Jan’ rechtsaf?’ Er is kritiek op de toename van het aantal klimvergunningen dat wordt afgegeven. Niet alleen om de hoeveelheid afval die daardoor wordt achtergelaten, de lege zuurstoftanks en tenten, maar ook om de 12.000 kilo aan poep.
Moeilijk verteerbaar
Wat ik doe is verre van de hoogste berg ter wereld beklimmen. En toch maak ik die selfie, en zeg ik dat het heel moedig is dat ik dit doe. Wat is het toch dat in onze natuur zit – het niet willen falen. Eenmaal iets voorgenomen, moeten we het afmaken. Incongruentie tussen wie we willen zijn en onze werkelijke identiteit is een van de moeilijkst verteerbare dingen.
Ondanks de wijze raad van mijn beste vriend, loop ik toch door. ’Je hebt niets te bewijzen’, zei hij nog. Zolang ik genoeg water heb, en voor zonsondergang weer in de bewoonde wereld ben, is het goed. Met elke voetstap die ik zet, probeer ik iets achter te laten wat ik thuis niet meer nodig heb. Mijn ego, bewijsdrang, koppigheid, mijn pijn en mijn trots. Maar hoe kan ik zonder dat alles, ooit een volgend boek of theaterstuk voltooien? Daar is niet alleen een goede portie zitvlees voor nodig, maar ook behoorlijk wat ego. Al zou niemand dat laatste graag toegeven.