Hij heeft een Finse moeder en een Marokkaanse vader, heeft in zijn jeugd op allerlei plekken op de wereld gewoond. Nu in Amsterdam.
Hier is geen noodzaak de Nederlandse taal te leren, op straat antwoorden de mensen hem moeiteloos in het Engels. Op de vraag of dit als zijn thuis voelt, antwoordt hij: „Overal is mijn thuis. Ik heb me nooit beziggehouden met mijn identiteit, Fins of Marokkaans, ik ben gewoon mezelf.” Ik ben daar best jaloers op. De jongen met wie ik zomaar op het terras aan de praat raak.
Geel van buiten
De vraag of ik me meer Nederlands of Vietnamees voel, heb ik in de loop van mijn leven meerdere keren gekregen. Niets nieuws. En toch een vraag die mij altijd bezighoudt. In onze samenleving groeien hele generaties op met een biculturele achtergrond. Vorig jaar speelde ik in de theatervoorstelling De bananengeneratie, naar het boek van Pete Wu, waar het perspectief van de ’bananen’ werd uitgelicht. De Aziatische Nederlander, geel van buiten, wit van binnen.
Ik ben in Groningen geboren, maar thuis spraken we Vietnamees. Op de toneelschool heb ik zowel mijn Groningse als Vietnamese accent moeten afleren. Daarmee heb ik ook een deel van mijn identiteit geneutraliseerd. Wie je bent gaat verder dan het land waar je in opgroeit, het accent dat je spreekt, of de wortels van je ouders. Het gaat ook over de set aan normen en waarden waarmee je je identificeert.
Perfecte rijstkorrel
Thuis leerde ik, nog vanuit het traditionele Vietnam uit de jaren 70, dat een vrouw ondergeschikt is aan de man. Ik leerde een man nooit recht in de ogen te kijken en om de perfecte rijstkorrel te koken, zodat ik mijn man later goed kon dienen. Dit was iets waar ik niet mee kon leven. Dus Nederlandse. Een grote hang naar de westerse mentaliteit. Uit verzet liet ik elke rijstkorrel aanbranden. Gelijke waarden voor man en vrouw. Maar op andere punten, ouderenzorg bijvoorbeeld, worstel ik.
In Vietnam nemen kinderen hun ouders op latere leeftijd in huis, worden de oudsten als het meest wijs gezien. Mijn ouders gruwelen van bejaardentehuizen. Het idee dat de meest wijzen in de maatschappij afgedankt worden, dat er geen beroep meer wordt gedaan op hun levenskennis, expertise en ervaringen. Je hebt waarde zolang je nog een toevoeging bent voor de economie. Levenskennis lijkt niet van belang.
Drie hoog
Hoe ga ik dat later met mijn ouders doen in deze individualistisch ingerichte maatschappij? De praktische implicaties van ze in huis nemen. Er is niemand thuis om ze te verzorgen, geen vrouw die thuis de perfecte rijstkorrel gaart, ik werk. Er is geen ruimte in mijn woning om mijn ouders op te vangen; een klein appartement op drie hoog, waar mijn wasrek de televisie blokkeert. De Fins-Marokkaanse jongen op het terras laat zich niet definiëren, het klinkt bevrijdend. Ja, ik ben jaloers, want het scheelt een hoop kopzorgen. Voor mij is de puzzel nog niet gelegd.