‘Shein heeft zich gespecialiseerd in de ultra-fast fashion.’ Foto: AFP/Richard A. Brooks
Pakketbezorgers rijden ermee af en aan en winkels hangen ermee vol: spotgoedkope kleding van met name Chinese makelij. Dit heeft een schaduwzijde.
Frankrijk heeft een wet aangenomen die de fast fashion van ketens als H&M en Zara moet tegengaan. Er komt een verbod op reclame voor goedkope kleding en op elk kledingstuk wordt extra belasting geheven.
Of zo’n wet helpt, weet ik niet. Ik weet wel dat de Fransen gelijk hebben. Die zien ook dagelijks de online-advertenties van Shein. Dat Chinese bedrijf heeft zich gespecialiseerd in de ultra-fast fashion – jawel, de overtreffende trap – en brengt gemiddeld 7200 nieuwe kledingstukken per dag op de markt die je voor een habbekrats thuis kunt laten bezorgen.
Om het nog erger te maken: in 2022 is Temu van start gegaan, ook uit China, en is in inmiddels 49 landen actief – ook in Nederland. De prijzen en de productietijd zijn bij Temu nog verder naar beneden geschroefd en de reclamebudgetten nog verder omhoog. De start-up kocht zelfs advertentieruimte tijdens de Amerikaanse Superbowl. Duurder kan je je minuten niet inkopen.
Uitbuiting
In de wereld worden in totaal honderd miljard kledingstukken per jaar gemaakt. Kleding is de meest vervuilende industrie, na olie. Erger dus dan de chemie en de transportindustrie. Twintig procent van alle watervervuiling en tien procent van onze CO2-uitstoot komt door de kledingindustrie. Het probleem wordt alleen maar groter, want de sector blijft maar groeien.
We weten ook dat het produceren van die honderd miljard kledingstukken per jaar zelden duurzaam gebeurt. Er vindt veel uitbuiting plaats: uit onderzoek van Reuters bleek dat de arbeidsomstandigheden in de sweatshops in Guangzhou, de thuisbasis van Shein, allerbelabberdst zijn. Fast fashion is een heilloze weg.
Kijk in eigen kast
Belangrijk is dat wij als consument anders over onze kleding gaan denken. Prijs is door de fast fashion het belangrijkste element in de markt gemaakt. De productie moet naar beneden. Daarom moeten we kleding minder zien als wegwerpproduct en meer stilstaan bij de waarde die het heeft. Kleding hoef je ook niet altijd te kopen: je kunt het ook huren, of lenen. We kunnen het natuurlijk ook gewoon repareren, zoals in de tijd van onze ouders en grootouders altijd gebeurde.
Daarnaast moeten we eens goed in onze eigen kast kijken. Gemiddeld genomen hebben we, mannen en vrouwen, 170 kledingstukken. Daarvan hebben we er het afgelopen jaar 50 niet gedragen; mooie kleding waar je iemand anders blij mee kunt maken. Er zijn natuurlijk platforms die dat proberen te stimuleren, maar als de fast fashionkleding nóg goedkoper gaat verkopen, blijft het water naar de zee dragen.
Vintage
De branche moet zich eens goed achter de oren krabben: we weten dat er met de huidige marktwerking 20 procent van de geproduceerde kleding nooit wordt gedragen. Dat zijn miljarden kledingstukken per jaar. Ook hier zijn verkoopkanalen voor bedacht, maar dat is echt niet genoeg. Stel dat we die marktwerking voor auto’s normaal zouden vinden? Dat in 20 procent van de auto’s die we maken nooit wordt gereden? Ondenkbaar.
Er gloort wel hoop aan de horizon. Steeds meer jongeren gaan voor duurzaam en handelen daar ook naar. Gen Z wil een mooi product aan het lijf dat óók duurzaam is, blijkt uit hun koopgedrag. Vintage is cool. Daar kunnen wij allemaal iets van leren.