Een textielfabriek in Armenië, verlaten sinds de val van de Sovjet-Unie. Foto: Wirestock / Alamy
Niet hippe ontwerpers, maar grijze eurocraten dwingen een revolutie in de modesector af. „Merken die nu nog geen duurzaamheidsplan hebben, mogen er dringend aan beginnen.”
De talloze verlaten en tot ruïnes vervallen textielfabrieken van Europa zijn favoriete plekken van urban explorer en fotograaf André Joosse. „Het ligt voor mij aan die combinatie van statige hallen en grote machines, waar soms zelfs nog stukken half geweven stof uitrollen”, zegt hij tegen de Vlaamse krant De Standaard.
„Heel vaak lijkt het alsof ze van de ene dag op de andere zijn opgehouden en dat zelfs niemand de machines wou meenemen. Toch merk ik dat er in de regio rond zo’n fabriek vaak veel trots en emotie hangt. Ik heb intussen fabrieken in België, Nederland, Duitsland, Portugal en zelfs Armenië bezocht. Ze delen vaak hetzelfde verhaal en achtergrond.”
Opvallend: de meeste van die plekken sloten in de jaren 90 of begin jaren 2000. In die periode van ruwweg tien jaar liberaliseerden Europese bureaucraten de modesector drastisch. Importtarieven daalden van soms 55 procent naar bijna niets. Een groep arme landen mocht vanaf 2001 haast kosteloos uitvoeren naar Europa. De import van kleren uit Bangladesh verviervoudigde op een paar jaar tijd, die uit Cambodja verzesvoudigde.
Daarmee werd het lot van heel wat Europese textielfabrieken bezegeld. Die wetten en politieke onderhandelingen bleken het startschot voor fast fashion: een tijdperk van overproductie, stagnerende prijzen en een steeds sneller tempo van kledingcollecties.
Europa heeft de sector dus al eens drastisch getransformeerd via wetteksten. Vandaag staat het op het punt om dat opnieuw te doen. Ecodesign, verplichte textielrecyclage, verbod op vernietiging van ongedragen items… Veel van die regels zullen misschien traag ingevoerd worden en lijken nu nog best abstract. Maar dat ze in principe zijn vastgelegd, met de textielsector als prioritair doelwit, is op zich revolutionair.
Meer verantwoordelijkheid
„Wat de Europese Commissie hier doet, zit vrij goed in elkaar”, vindt Jan Merckx, die met zijn bedrijf Cilab merken begeleidt om meer circulair te werken. „Ze werkt stap voor stap, ze meent het en overlegt goed met de sector. De textielsector komt van ver, tot nu toe waren er amper regels waar die zich aan moest houden.”
Dat bevestigt Christine Goulay, zes jaar directeur voor duurzame innovatie bij het Frans luxebedrijf Kering en nu consulent bij Sustainabelle. „Dit is een opwindende tijd voor de sector”, zegt ze via videoverbinding vanuit een bijna opstijgend vliegtuig. „Er werd jarenlang amper geïnvesteerd in mode, maar dat is nu aan het veranderen. Nieuwe types aandeelhouders tonen meer interesse. Dat komt voornamelijk door al die nieuwe wetgeving. Er was nood aan betere normen. De afgelopen jaren waren toch een beetje het Wilde Westen.”
Waarom negeerden wetgevers de modesector zo lang? „Misschien werd ons product te veel gezien als iets creatiefs, in plaats van als een stuk waardevol intellectueel eigendom”, zegt Goulay.
Vroeger was er in elk modebedrijf wel een eenzame ‘duurzaamheidsmanager’, zegt Merckx. „Nu merk je dat er in de sector steeds grotere netwerken ontstaan van mensen met expertise rond duurzaamheid”, zegt hij. „Die vinden elkaar, over de bedrijven heen.”
Bedrijven als Inditex, met merken als Zara, Bershka en Pull & Bear, maken miljarden winst maar investeren nauwelijks in duurzaamheid. Foto: Shutterstock
Voortrekkersrol
Ook cruciaal was de voortrekkersrol van Frankrijk. De luxe-industrie heeft traditioneel veel politiek gewicht in Parijs. Het land is ook een belangrijke producent van innovatief, hoogwaardig textiel. Sommige regels rond duurzaamheid die Europa nu invoert, waren al uitgetest in Frankrijk. Nu trekt Brussel het speelveld gelijk voor de hele sector. Dat komt ook die voortrekkers ten goede.
Voor Goulay komen veel problemen met fast fashion voort uit de oppervlakkige relaties tussen merken en hun aanbieders dieper in de aanvoerketen. „Omdat alles draait om de laagste prijs is er amper ruimte voor duurzame partnerschappen.” Het gevolg is uitbuiting en vervuiling op grote schaal. „Nu zullen bedrijven meer wettelijke verantwoordelijkheid moeten nemen.”
Dat de transitie naar klimaatvriendelijkere mode geld zal kosten, is zeker. Volgens de sectorfederatie voor de Europese textiel is er alleen al in sortering en recyclage 6 tot 7 miljard euro aan investering nodig, als we tegen 2030 een kwart van alle kledingvezels willen hergebruiken. Ter vergelijking: het modebedrijf achter Zara maakte tussen 2019 en 2021 gemiddeld 2,2 miljard euro winst per jaar. In ruil zou dat Europa jaarlijks tot bijna 4,5 miljard euro aan economische, sociale en ecologische winst kunnen opleveren, naast 15.000 nieuwe banen tegen 2030.
‘Niet gewoon een kostenpost’
Voor consumenten hoeft dat op zich geen enorme prijsverhoging te betekenen. Een meerprijs van 25 procent voor ‘groenere’ vezels zou zich vertalen in prijsstijgingen op kledingstukken van 0,5 tot 3 procent in de winkel, volgens het consultingbureau McKinsey. Maar voor bedrijven zijn dat wel flinke happen.
Hoe tevreden merken zullen zijn met kleinere winstmarges in de verkoop is een open vraag. „Ik zie ruwweg drie types reacties”, zegt een insider uit de sector die liever anoniem blijft. „Eén groep stoomt zich nu al klaar voor de spelregels van 2025 en daarna. Een ander groep wacht af en denkt: we zien wel. En een derde groep probeert de regels nog af te zwakken.”
„De merken zullen een apart budget opzij moeten zetten om aan de wet te kunnen voldoen”, zegt Goulay ronduit. „Ze moeten stoppen met de broodnodige investeringen te zien als gewoon een kostenpost. Bedrijven die nu nog geen duurzaamheidsplan hebben voorbereid, mogen er dringend aan beginnen.”
„Dankzij de globalisering zijn we geëindigd met zeer lage marges op de productie van kleren”, zegt Merckx. „Maar bij het vermarkten ontstaan er wel nog grote winstmarges. Als we mode toegankelijk willen houden voor iedereen, moet er misschien iets verschuiven in die balans. Of we moeten naar rekenmodellen die de echte kosten van een kledingstuk berekenen, inclusief het weggooien. Natuurlijk hebben niet alle kledingbedrijven klanten die daarvan wakker liggen.”
Globaal gezien is er veel enthousiasme rond de nieuwe Europese spelregels. Volgens een peiling van de organisatie Changing Markets Foundation steunt een kleine meerderheid van de bedrijven de plannen. Maar Niki de Schryver, die met haar bedrijf Cosh merken onderzoekt op hun duurzaamheid en voorstander is van strengere regels, ziet ook donkere wolken aan de horizon. „Als we de sprong willen maken, moeten de grote Europese fast fashion-bedrijven mee, en die worden nu allemaal opgejaagd door de Chinese nieuwkomers Shein en Temu”, zegt ze.
Ze verwijst naar Inditex (Zara), gevestigd in Spanje, en H&M, met hoofdzetel in Zweden. „Ik zie die niet de broodnodige investeringen doen als hun marktaandeel onder druk staat, want dat hebben ze ook niet gedaan in de afgelopen jaren toen hun marges wel robuust waren. Europa kan Shein en Temu beter gewoon verbannen, voor de hele Europese industrie eraan gaat.”