Op sociale media was er afgelopen weekend geen ontkomen aan: Lowlands. Nog niet heel lang geleden rolde ik daar ook ’s ochtends doodmoe uit mijn tent om me niet veel later, na een ontbijt van kleffe bolletjes en knakworsten, half gewassen en beglitterd in het feestgedruis te storten.
Ik danste dit weekend niet met duizenden mensen op nummers van Goldband en Froukje. Ik zong duizend keer per dag Ik zag twee beren broodjes smeren voor mijn dreumes. Soms ook beglitterd. Soms ook doodmoe en half gewassen.
De tickets voor Lowlands vond ik te duur. Festivals hebben het moeilijk door de personeelskrapte, de prijsstijgingen en een tekort aan materialen. Een Lowlands-kaartje kost 325 euro. Eén muntje is 3,75 euro. Je kunt wel leven op kleffe bolletjes knakworst, maar uiteindelijk heb je toch trek in iets anders.
Stomme verstandige ik
De festivalorganisatoren doen hun best om de prijzen te drukken door grote sponsors binnen te slepen. Zo konden Lowlands-bezoekers ontprikkelen in het door IKEA opgezette Drömland en eten halen bij een stand van McDonald’s. Dat leverde van te voren commentaar op omdat het festival te commercieel zou zijn. Maar ja, wat moet de organisatie anders in deze tijden?
Ik begrijp de hoge prijzen en de sponsors, maar de verstandige versie van mijzelf riep toch ‘Nee bedankt! Het leven is al duur genoeg!’ toen de kaartverkoop in februari losbarstte. Stomme verstandige ik.
Festival op televisie
Thuisblijvers konden een deel van het festival zien op televisie. NPO steekt best veel tijd, geld en moeite in het festival, al kijken niet veel mensen. Snap ik wel. Ik heb op Instagram dit weekend ook de meeste verhalen en foto’s van feestgangers mokkend weggeklikt. Lowlands is niet leuk vanaf de bank.
Misschien haal ik volgend jaar wel een ticket. Al zullen de prijzen niet zo snel dalen, vrees ik. Misschien kan ik er staan als act? Ik ken inmiddels heel veel coupletten van Ik zag twee beren broodjes smeren.