De Friesenbrücke over de Eems kort nadat hij kapot gevaren was in 2015. Foto: Huisman Media
De huidige plannen volstaan niet om een snelle spoorverbinding tussen Groningen en Bremen te realiseren. Dat moet anders, stellen Menno Visser en Menno van der Veen.
Na het afserveren van de plannen voor de spoorlijn Groningen – Drachten – Heerenveen (HDG) in 2013, wendden de Staten van Groningen de beschikbare Zuiderzeelijnmiddelen aan voor de verbetering van de spoorverbinding tussen de stad Groningen en Bremen. De keiharde eis van deze motie was een reistijd van 1 uur 23 minuten tussen beide steden. Deze ‘snelle spoorverbinding’ zou daarmee gelijk staan aan een intercityverbinding tussen Groningen en Amsterdam, maar met een nóg kortere reistijd op eenzelfde afstand.
Ruim twee derde spoorlijn voldoet niet
Als we de spoorlijn eens onder de loep nemen, zien we dat ruim twee derde van de spoorlijn tussen Groningen en Bremen niet meer voldoet. De spoorlijn kan wel een upgrade gebruiken om als intercityspoorlijn de 1 uur en 23 minuten te halen.
Voor een dergelijke spoorverbinding geldt een basis-aanleg. Dit houdt in: een complete verdubbeling en elektrificatie van het spoor, een hogere snelheid dan er nu op het traject Groningen – Bad Nieuweschans – Leer wordt gereden. In plaats van 100 kilometer per uur is internationaal 200 kilometer per uur tegenwoordig de standaard voor grensoverschrijdende spoorlijnen. Een Intercity zal op een dergelijk spoorlijn niet langzamer rijden dan 160 kilometer per uur.
Medezeggenschap over Duitse brug
In het meest recente onderzoek naar de mogelijkheid van een extra sneltrein, na de komst van de nieuwe Friesenbrücke, bleek al snel dat het niet meer ging passen. Dit was eigenlijk ook voor 2015 al bekend, met de oude Friesenbrücke.
Hiermee heeft de projectorganisatie zich onttrokken aan de opdracht van de Staten. Tijdens de verschillende debatten over de Wunderline in het provinciehuis van Groningen, beweerde de vorige gedeputeerde dat zij niet over de Friesenbrücke ging. Dit was een ‘Duitse brug en daar gaan wij niet over’ zou deze inmiddels ex-gedeputeerde gezegd hebben.
Helaas is dit niet de waarheid. Dit was naar aanleiding van verschillende vragen met betrekking tot een spoortunnel onder de Eems, in de Staten tussen 2015 en 2019. Als decentrale overheden, en daarmee concessieverleners, hebben de provincies Groningen en Friesland dan ook zeggenschap over de spoorlijn.
Door het aangaan van een samenwerkingsverband met de Duitse deelstaat Niedersächsen hebben ze medezeggenschap verworven over de Friesenbrücke, om de treinritten tussen Groningen en Leer mogelijk te maken. Hierin heeft de lokale overheid dus keihard gefaald.
Open op aanvraag
Er had destijds al gepleit kunnen worden voor een sluiting van de brug voor de gehele dag, en open op aanvraag voor de (grote) scheepvaart. Dit kan nu, met de komst van de nieuwe brug, dan ook nog steeds als eis op tafel gelegd worden. De Duitse reizigers –vereniging ProBahn en reizigersvereniging Rover afdeling Groningen – maken zich hier inmiddels dan ook hard voor. Dit zou voor de Statenleden inmiddels reden genoeg moeten zijn om verhaal te halen bij de gedeputeerden, waarom zij hier niet aan mee werken.
In het internationale snelle grensoverschrijdende verkeer is spoorverdubbeling en elektrificatie de standaardnorm. In de Duitse deelstaat Niedersächsen is de uitrol van waterstoftreinstellen al lang en breed stilgelegd en zal worden overgegaan op de aanschaf van elektrische (batterij) treinstellen. Deze treinstellen zijn ook geschikt voor de grensoverschrijdende spoorverbindingen.
Duitsers zijn handig genoeg
Al sinds de start van de eerste generatie Trans Europa Expres treinen (1957) roepen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de NS in koor dat via Groningen ‘geen vraag is naar hoogwaardige internationale doorgaande treinen’. Dit geldt ook nu nog. En dit komt via Berlijn als een boemerang terug bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De Duitsers zijn handig genoeg om te weten wat er in Nederland speelt. Die houden de deur dicht in hun Bundesverkehrswegeplan, totdat Den Haag de beurs trekt voor de Wunderline, om aan de vereiste internationale normen te voldoen.
De investeringen in deze verouderde spoorlijn tussen Groningen en Bad Nieuweschans zijn in de eerste plaats een Rijkaangelegenheid in plaats van een provinciale. Maar Den Haag legt internationale afspraken over grensoverschrijdend spoorverkeer in Europees Spoor Verband (ESV) anders uit voor Noord-Nederland dan voor de rest van Nederland. Want de grensverbindingen Eindhoven – Düsseldorf en Eindhoven – Heerlen – Aken zijn nu ineens wel een taakstelling voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, maar de verbinding Groningen – Bremen niet.
De Wunderline is helaas genegeerd in het ‘Nij begun’ over het voldoen van de Haagse ‘ereschuld’ wegens de gaswinning in Groningen. Iets waar de Nedersaksenlijn financiering kreeg.
Gezamenlijk optrekken met Friesland
Het is jammer dat er niet wordt doorgepakt. Door een gezamenlijk optrekken met de buurprovincie Friesland kan de Wunderline pas écht volledig tot zijn recht komen. De beide provincies zullen zich gezamenlijk en volledig moeten inzetten op verdere spoorverdubbeling en elektrificatie van de spoorlijn Harlingen Haven - Leeuwarden – Groningen (Leer/Bremen.) Hiermee ontstaat een volwaardige (intercity)spoorverbinding tussen de Hanze-havensteden Harlingen en Bremen.
Ook wordt en dubbelslag voor de reiziger geslagen: een snelle internationale verbinding zonder materieelwissel aan de grens of onnodig overstappen. Dit omdat er met elektrische treinstellen gereden gaat worden.
Wij roepen de Statenleden van Groningen en Friesland dan ook op over te gaan tot actie. Zodat deze (nieuwe) grensoverschrijdende spoorverbinding zo snel mogelijk gerealiseerd kan worden.
Menno Visser is voorzitter van de afdeling Groningen van reizigersvereniging Rover, Menno van der Veen is voorzitter van de Werkgroep Spoor in Friesland.