Veel natuurgebieden in Drenthe zijn ingericht op voormalig boerenland en gedegradeerd tot ruig onland: waardeloos als boerenland, waardeloos als natuurgebied en waardeloos als landschap | opinie
Het Deuzerdiep in nationaal park De Drentsche Aa. Foto: Wytse Sikkema
De open ruimte in Drenthe staat onder druk, stelt Wytse Sikkema: er is steeds meer onland. Volgens hem is het achterhaald om te denken dat land ontworsteld aan de boeren automatisch winst is voor de natuur.
De aankoop van gronden in de beekdalen van Drenthe en het omzetten in natuurgebied zorgt ervoor dat er steeds meer woeste, onbegaanbare gebieden ontstaan waar voorheen traditionele weilandjes langs de beken lagen. De beherende instanties voldoen hiermee niet aan hun opdracht, namelijk het in stand houden van het klassieke Drentse cultuurlandschap.
We kunnen ons in Drenthe gelukkig prijzen dat er nog zoveel mooie grote open ruimtes zijn. Toch staat die open ruimte onder druk: we zien in Drenthe steeds meer onland; wie van Assen naar Rolde fietst kan dit niet ontgaan.
Onland was vroeger land waar de boer niets mee kon en dat is nog steeds zo. Veel van de natuurgebieden in Drenthe zijn ingericht op voormalig boerenland en zijn gedegradeerd tot ruig onland: het is waardeloos als boerenland, het is waardeloos als natuurgebied en het is waardeloos als landschap.
Onland: land waar de boer niks mee kan
Goede voorbeelden zijn het stroomgebied van de Drentsche Aa en het Geelbroek, waar het oude cultuurlandschap wordt opgeofferd aan zogenaamde nieuwe natuur.
Vanaf de jaren zeventig is bijna al het land in de beekdalen van Noord-Drenthe opgekocht en ondergebracht in wat nu het Nationale Park van de Drentsche Aa is, en andere natuurreservaten. Daarnaast zijn grote arealen aangewezen als Natura 2000 gebied.
Vanaf het moment van de aankoop of aanwijzing gaat het met de natuur snel bergafwaarts en verdwijnen als eerste de weidevogels, en met hen ook de grote biodiversiteit aan planten- en insectengemeenschappen. In plaats daarvan verschijnen er op grote schaal schadelijke onkruiden als pitrus, ridderzuring, distel en brandnetel en vaak ook nog Jacobskruiskruid.
Oude boerenland verliest zijn karakter
Ook worden de oude perceelgrenzen en slootjes verwijderd, waardoor het oude boerenland zijn karakter verliest. Als beheersmaatregel worden op grote schaal vreemde runderen ingezet en worden sommige delen machinaal gemaaid. Het maaisel is echter waardeloos, vooral als er Jacobskruiskruid in zit, en moet tegen grote kosten als afval worden afgevoerd en verwerkt.
Op papier lijkt dit allemaal heel mooi. Voor een paar ton koop je wat marginale landbouwgrond op, zet er een bordje ‘Natuurgebied’ bij, stopt met het beheer en voilà, je hebt er weer wat hectares natuur bij gescoord. In de praktijk is dit minder succesvol, want door het stopzetten van beheer ontaardt veel van deze ‘nieuwe natuur’ in het onland zoals boven beschreven.
Dit is vooral te wijten aan de onkunde bij bestuurders over wat nu eigenlijk natuur is in Nederland. Nog altijd overheerst de achterhaalde mening „landbouwgrond is geen natuur en al het land ontworsteld aan de boeren is winst voor de natuur”. Niets is minder waar! De marginale landbouwgronden vormden lang de rijkste natuur, met de hoogste biodiversiteit. Oudere boeren kunnen vertellen hoe rijk dit land was aan weidevogels, planten en dieren, en dit wordt bevestigd door inventarisaties opgemaakt in de jaren zestig.
Bergafwaarts gegaan
Grote delen van de Drentse natuurgebieden zijn deel van het Nationale Park van de Drentse Aa of het zijn Natura 2000-gebieden. Beide instanties hebben de verplichting op zich genomen de natuur én het cultuurlandschap te beschermen zoals het werd aangetroffen. Dit kun je nalezen in de statuten en de websites van deze organisaties.
Beide instanties hebben hierin gefaald: vanaf het moment dat de gebieden als Nationaal Park of Natura 2000 werden aangewezen is het met natuur en landschap snel bergafwaarts gegaan: de weidevogels zijn verdwenen, grote delen zijn verworden tot ontoegankelijke wildernis en de essen zijn geëgaliseerd. Slechts hier en daar kan met grote moeite nog een veldje met orchideeën in stand worden gehouden.
Het moet dus anders. Zou het niet veel beter zijn de beschikbare miljoenen aan te wenden om juist de boeren te stimuleren en te steunen voor het in gebruik houden van marginale landbouwgronden? De boer kan dan gesubsidieerd worden bij het uitvoeren van zijn bedrijf, zoals het beweiden, het onderhoud van boomwallen, sloten en afrasteringen; en het eens per jaar maaien van het land.
Wel lichte bemesting nodig
Er moet dan wel bemesting worden uitgevoerd met vaste stalmest. Dit komt het bodemleven ten goede, en daarmee ook de insecten en de vogelstand. Een lichte bemesting zal er ook voor zorgen dat de overheersende pitrus wordt teruggedrongen en dat er een voedzamere, kruidenrijke graszode ontstaat, een gezonde basis voor lokaal geproduceerde producten.
Dit is op lange termijn waarschijnlijk ook goedkoper dan de aankoop van die gronden en vervolgens het onderhoud ervan als natuurgebied. Bovendien resulteert het in een mooi en afwisselend landschap met groene weiden, die in het voorjaar rood van de zuring, geel van de boterbloemen en roze van de pinksterbloemen kleuren en waarop misschien wel de kieviten terugkeren.
Wytse Sikkema uit Eldersloo is landschapshistoricus