"De nadelige effecten op mens, milieu en klimaat zitten niet bij de prijs inbegrepen." Beeld: Djura Feringa
Constant nieuwe spullen kopen is niet goed voor het milieu. Dat weten we nu wel. En ja, als de prijs te laag is om waar te zijn, dan is daar vast een onprettige reden voor. De filmpjes van arme kinderen in sweatshops en tropische stranden vol aangespoelde troep hebben velen weleens gezien. Waarom blijven we die spullen dan toch kopen?
De corona-pandemie was voor veel mensen geen gemakkelijke tijd. Ook de economie had het daardoor moeilijk en kromp ongekend hard; we gaven met zijn allen minder uit en produceerden minder spullen. Ons koopgedrag daalde echter niet alleen, we gingen ook anders inslaan. De grote winnaars van de corona-recessie waren daarom de webshops.
Concurrentie van Temu en Alibaba
Die online winkels werden zo rijker en groter. Daarnaast veranderden ze razendsnel. Vanwege de keiharde concurrentie van Chinese bedrijven, zoals Temu en Alibaba, begonnen westerse bedrijven een haast eindeloze stroom goedkope producten aan te bieden. Binnen de kledingwereld was die trend al langer zichtbaar.
„In de mode is al jaren sprake van een race to the bottom”, stelt Susan Sjouwerman vast. Voor de NOS en modetijdschrift Vogue verdiept zij zich in de wereld van de (duurzame) mode. Zij ziet dat veel van onze kleding van steeds slechtere kwaliteit is. Daarnaast wordt het veelal gemaakt onder erbarmelijke omstandigheden. „Ik zie de afgelopen jaren wel een verandering van inzicht en bewustzijn, maar niet van gedrag. Mensen vinden het moeilijk om alternatieven te vinden of hun gedrag aan te passen, de hoeveelheid overweldigt ze.”
Hoeveel kopen we uit China?
We importeren in Nederland een hele hoop goederen, voor zo’n 600 miljard euro per jaar. Ongeveer 10 procent daarvan komt uit China, en dat percentage is vrij stabiel. Maar waar Nederland eerst vooral computers en smartphones insloeg, kopen we de laatste jaren vooral speelgoed, kleding en elektrische gadgets, zo becijferde het CBS.
Die trend is in veel landen te zien: het Chinese kledingbedrijf Shein is het meeste gegooglede kledingbedrijf ter wereld. Shein bestaat pas sinds 2016 onder deze naam en had destijds slechts honderd medewerkers. Het bedrijf groeide in een paar jaar uit tot de grootste kledingverkoper ter wereld. Voor interieur, gadgets en cadeaus grijpen we steeds vaker naar de app van Temu, blijkt uit rapporten van de Europese Commissie. Maar liefst 4,6 miljoen Nederlanders kochten in 2024 iets bij de webshop, ongeveer een kwart van de bevolking.
Veel klanten van dit soort webshops geven in consumentenonderzoeken aan dat ze prima weten dat de kwaliteit lager is. Ook lezers van Dagblad van het Noorden meldden eerder ‘dat de verwachtingen lager liggen’ bij zo’n bodemprijs. Zij kopen het product daarom soms zelfs dubbel. ‘Voor als de eerste kapot gaat, want het kost toch bijna niks’.
Die manier van winkelen is een modern fenomeen. „We zijn wat dat betreft verwend”, geeft Susan Sjouwerman toe. „We raken gewend aan het feit dat we heel veel kunnen kopen voor weinig geld. Maar dat is niet normaal, twintig jaar geleden kon dat helemaal niet.” Ontwennen van die gemakzucht is niet makkelijk. „Kleding is een soort wegwerpproduct geworden, zeker in het lage segment. Daar weer van afstappen als consument is moeilijk.”
Koeien grazen op een kledingdump bij Accra, Ghana. In Ghana komt meer afgedankte kleding terecht dan waar ook ter wereld. Foto: Nipah Dennis / AFP
Het probleem zit hem niet alleen in de lage kwaliteit. De overheid en de politie waarschuwden de afgelopen tijd meerdere keren voor producten uit China. Ze zouden te veel giftige stoffen bevatten en batterijen kunnen spontaan ontvlammen. Daarnaast vermoedt de AIVD dat de apps onze data doorsluizen naar de Chinese overheid.
Genoeg redenen om dit soort producten niet te kopen dus. Dit is echter niet het eerste artikel met die boodschap: het internet staat vol krantenartikelen, essays en video’s over de nadelen van goedkope producten en fast fashion. Toch blijven de verkoopcijfers groeien. Hoe kan dat?
„Het wordt je voor een groot deel opgedrongen”, legt Sjouwerman uit. Bedrijven als Shein en Temu geven gigantische bedragen uit aan advertenties, vooral online. „Ze hebben ontzettend veel geld. Dus als jij een trui opzoekt op Google, zijn de eerste twintig opties van dit soort bedrijven. Daar is door kleinere bedrijven, ook van eigen bodem, vaak niet tegen op te boksen.”
Bodemprijzen en advertentiegeld lokken ons dus richting deze producten. Zijn wij als consument zo gemakkelijk over te halen? We maken toch juist steeds bewustere keuzes? Niet iedereen heeft die keuzevrijheid, geeft Boudewijn de Bruin aan. Als hoogleraar financiële ethiek aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) stelt hij de vraag: kan de consument wel kiezen?
„Als je het budget niet hebt, kun je niet zomaar voor het duurdere product gaan. En zo ja, zijn er dan wel alternatieven? Daar wringt de schoen vaak. Het is niet makkelijk om erachter te komen welke spijkerbroek het minst slecht is voor het milieu. Misschien gaat de ene langer mee, maar zit daar meer plastic in verwerkt. Het wordt dan voor de klant, zelfs als die genoeg geld heeft, best moeilijk en verwarrend.”
Maar niet elke beslissing is even moeilijk. „Zaken zoals fast fashion zijn duidelijk niet goed. Dus als je ook maar even het geld hebt, koop dat dan niet.” Daarnaast geldt de uitdrukking ‘goedkoop is duurkoop’ volgens De Bruin nog altijd. „Uit onderzoek blijkt dat mensen die goedkope spullen kopen, op de lange termijn duurder uit zijn. Ze moeten dezelfde aankoop vaker doen, omdat die spullen eerder kapotgaan.”
Is het kopen van duurdere producten dan een oplossing, mits consumenten daar het geld voor hebben? Volgens Susan Sjouwerman ligt dat genuanceerder. „Het lijkt er al jaren op dat de kwaliteit in de hogere segmenten van de mode-industrie omlaaggaat.” Sjouwerman geeft een Italiaans onderzoek uit 2024 als voorbeeld: daaruit bleek dat luxe handtassen van Dior en Armani deels in sweatshops werden gemaakt. „Die waren dus helemaal niet van hoge kwaliteit. Dat maakt de keuze voor de klant nog moeilijker.”
Ook bij veel duurdere merken moet tegenwoordig alles ‘fast’. Journalistiek platform De Correspondent schreef eerder al over de achteruitgang in kwaliteit van dure merken als Levi’s, nota bene de uitvinder van de moderne spijkerbroek. En er doen veel meer industrieën mee aan de ‘race naar de bodem’ die Sjouwerman beschrijft.
Een voorbeeld: smartphonegigant Apple is al meerdere keren aangeklaagd omdat oudere modellen slechter zouden gaan werken op het moment dat het bedrijf een nieuw telefoon op de markt brengt. Dit businessmodel wordt vaak ‘geplande veroudering’ genoemd: een product wordt zo ontworpen dat de gebruiker eerder behoefte heeft aan een nieuwe.
Niet ieder bedrijf maakt gebruik van dit soort tactieken. Toch gaan de designs van veel gebruiksartikelen achteruit, precies zoals bij fast fashion. Dit lijkt vooral te komen door de tijd die het kost om een product te ontwerpen, te maken en op de markt te brengen. Economen noemen dit ‘time to market’. En dit volledige proces moet alsmaar sneller worden uitgevoerd om te kunnen concurreren. Vroeger had een kledingmerk enkele tientallen nieuwe outfits per seizoen. Shein introduceert zo’n 2000 nieuwe designs per dag.
Waar ligt de oplossing?
De keuze, wat betreft duurzaamheid, is dus verre van reuze. In een woud van advertenties, labels en valse beloftes proberen wij consumenten ons staande te houden. En daarbij willen we het liefst ook nog een beetje comfortabel leven, niet te veel geld uitgeven en er hip uitzien. Dat klinkt als een haast onmogelijke opgave. Moeten wij die keuze wel willen maken?
Boudewijn de Bruin denkt van niet. „We hebben het ontzettend vaak over het individu. Is dat een efficiënte plek om de vraag bij neer te leggen? En dit geldt voor elk product, van kleding tot eten. Daar word je moedeloos van, je kunt geen expert zijn op elk gebied. Dus we moeten deze kwestie aan de voorkant oplossen: als je naar de supermarkt gaat, moeten de producten aan een bepaald niveau voldoen. Zo kan jij ervan uitgaan dat wat je koopt, goed is. Want de consument kan niet op alles tegelijk letten.”
Textielbewerkers maken kleding voor Shein. Foto: Jade GAO / AFP
De verantwoordelijkheid wordt vaak bij de burger gelegd, terwijl dat zeer onpraktisch is. Daarnaast is het zo erg makkelijk voor bedrijven om de schuld op de consument te schuiven. „Veel mensen proberen zo min mogelijk te vliegen, en dat is goed. Maar die ene keer dat jij besluit niet te vliegen, die redt de planeet niet. Dus moeten we het ook op grotere schaal aanpakken. De vraag is: wat is de beste manier om dit op te lossen?”
Volgens zowel De Bruin als Sjouwerman komt het daarom aan op betere Europese regelgeving. „We kunnen van veel spullen niet garanderen dat ze duurzaam gemaakt zijn. Maar als we die hier onder dezelfde omstandigheden zouden produceren, is dat tegen de wet. Dat moeten we dus niet willen, waar het ook vandaan komt. Die morele keuze moet voor ons gemaakt worden.”
Bovendien ziet de financieel ethicus er de voordelen van. „Als je die regelgeving invoert, moeten we het zelf produceren en komt de innovatie op gang. Veel goederen en diensten zijn nog steeds veel te goedkoop. De nadelige effecten op mens, milieu en klimaat zitten niet bij de prijs inbegrepen. Dat gepraat over de keuze van de consument leidt af van het feit dat er op politiek vlak omheen wordt gedraaid. De keuzes zijn vaak zwak, niet bindend of niet ambitieus. Dat is om multinationals te beschermen, en dat is echt een gemiste kans.”
Online retailer Shein geeft in een reactie aan dat het probeert minder afval te creëren. Op de vraag hoe het bedrijf dit aanpakt werd niet inhoudelijk ingegaan.