Lekker opwarmen met een heet drankje op een kerstmarkt of de schaatsbaan. Foto: Shutterstock
De temperaturen zijn vorige week al weer in de min gedoken, het duurt niet lang meer eer de eerste krabbelaars een poging zullen wagen op het Paterswoldsemeer of bij de Ryptsjerksterpolder. Voor de winterse buitenmens is een beetje warmte altijd welkom. Meestal uit een hete mok of een warm glas, van zopie tot heisse oma en van hot toddy tot warme chocolademelk.
Toen in 1963 bij Workum duizenden auto’s het IJsselmeer opreden, had het bijna drie maanden achtereen ’s nachts gevroren. Meer dan een halve meter dik was het ijs, en naast de rallyrijders (er was een heuse rally georganiseerd naar de overkant van het IJsselmeer) waren er slimmeriken die een centje meepikten door een koek-en-zopie-tent op te zetten op het ijs. Voor de zopie werd erwtensoep in melkbussen vanaf de melkfabriek aangeleverd.
Schaatsen bij Dokkum. Foto: Shutterstock
Wat zopie betekende wist eigenlijk niemand meer, en als je tegenwoordig nog zo’n tent op het buitenijs tegen komt zal het eerder warme chocomel, glühwein of misschien nog ouderwetse erwtensoep zijn. Terwijl de oorspronkelijke zopie gewoon een warme borrel is, die schijnbaar al in de zeventiende eeuw aan de schaatsers op winterlandschappen als die van de schilder Hendrik Avercamp werd geschonken. Er bestaat zelfs nog een oude receptuur ervan, waarin bockbier werd gemengd met rum, kaneel, kruidnagels, citroen, suiker en eieren. Het woord zopie kwam van het woord sop of soop, wat zoiets als slok of borrel betekende.
Gekruide warme wijn
Het zou wel weer eens lekker zijn als het zo hard gaat vriezen dat we weer koek-en-zopie-tenten tegen konden komen. Maar ook bij gewoon koud of guur weer is het natuurlijk aangenaam je een beetje te verwarmen met een slok. Dat kan uit je heupfles zijn, maar een slok rum, whisky of cognac blijft toch een koude klets op de maag nadat het even de keel heeft verwarmd. Er zijn voldoende andere alternatieven die de warmte door het hele lijf voeren.
Goed, die erwtensoep – al dan niet met een scheutje er in – en de warme chocolademelk zijn natuurlijk klassiekers. De glühwein, gekruide warme wijn, is daarbij een relatieve nieuwkomer: voor het eerst opgedoken eind negentiende eeuw in Nederlandse kookboeken, waarbij de Duitse naam Glühwein pas rond de jaren twintig voor het eerst in onze taal verscheen.
Vin Chaud, warme wijn, kent vele varianten. Foto: Shutterstock
Het drankje werd salonfähig toen de Nederlanders vanaf de jaren zestig en zeventig steeds massaler op wintersport gingen. Nu is er geen kerstmarkt meer denkbaar zonder glühwein waarin (helaas vaak goedkope) rode wijn op smaak wordt gemaakt met kaneel, kruidnagel, steranijs en citrusschillen, eventueel wat gezoet met honing of suiker. Als je alleen sinaasappel gebruikt voor de schillen wordt het de bisschopswijn die we met Sinterklaas schenken. De oude heilige heeft natuurlijk wel een slokje nodig voor op de koude daken.
In Scandinavië maken ze een zoetere variant van de glühwein: in hun glogg of gløgg stoppen ze ook nog wat rozijnen, amandel en pimpen ze hem soms op met nog wat wodka of aquavit – het is er natuurlijk ook een stuk kouder dan bij ons. In de Franse bergen drinken ze graag een vin chaud, warme wijn. Iets minder zoet, maar iets gekruider dan de Duitse of Scandinavische gloeiende wijn. Soms zelfs met wat gember of kardemom, en een enkeling doet er een scheutje cognac doorheen.
De Oostenrijkse Jagertee. Foto: Shutterstock
Uit andere wintersportgebieden kennen we de Oostenrijkse Jagertee, zwarte thee gemengd met rum (’Inländer Rum’). Opwarmen bij de après-ski in de Italiaanse Alpen en Dolomieten doe je met een glas Bombardino. Hoewel je het ook bij een ijswindige namiddag in Zuidbroek of Sneek mag doen. Bombardino – in de Duitstalige après-skiwereld ook wel heisse oma of schneewitchen genoemd, vraag me niet waarom - is een soort warme advocaat met een kick. In de klassieke versie zit er naast een deel eierlikeur een deel rum, whisky of brandewijn, afgetopt met slagroom en wat cacaopoeder of geraspte chocola.
Nog zo’n feestelijk drankje met eierlikeur: de eggnog, eierpunch, de Amerikaanse versie van onze advocaat. Maar waar wij die drinken met Pasen, drinken de Amerikanen hem met de feestdagen, zo tussen Thanksgiving en nieuwjaarsdag. Over de herkomst van de naam eggnog bestaan verschillende theorieën, maar zeker is dat de eerste schriftelijke vermelding dateert van 1775, toen de dominee en taalkundige Jonathan Boucher een lofdicht op de drank schreef.
Eggnog Foto: Shutterstock
Er is in Amerika een richtingenstrijd gaande tussen mensen die de drank koud en degenen die hem warm willen drinken. Traditioneel is het een warme drank, en wie de soms ijskoude winters in de noordelijke staten van de VS kent zal hem zeker warm serveren. Met rum uiteraard – in de zuidelijke staten doen ze er bourbon in.
‘Should old acquaintance be forgot’ begint het beroemde liedje Auld lang Syne dat de Schotten op oudejaarsavond op klokslag twaalf aanheffen. Waarbij soms ook nog de toast ‘lang may yer lum reek’ volgt: dat je schoorsteen maar lang mag roken. En omdat het daar best koud kan zijn bij de jaarwisseling, heeft men graag wat stevigs bij de hand. Een glas whisky uiteraard, Of een glas auld man’s milk, ‘melk voor de oude man’. Weer een soort Schotse versie van onze advocaat. Ze mogen in het Verenigd Koninkrijk ook graag een hot toddy drinken: whisky, honing, citroen en kokend water. Zogenaamd goed tegen verkoudheid. Wij weten wel beter.
Auld mens milk. Foto: Shutterstock
Ten slotte nog de kindvriendelijke, non-alcoholische en ouderwetse winterdrank: warme chocolademelk. Maakten we vroeger zelf door cacaopoeder, warme melk en suiker dooreen te roeren. Soms gebruikten we kokend water, dan was het gewoon chocoladewater.
Opwekkende cacaodrank
Een beetje zoals in de Maya- en Azteekse cultuur vóór de komst van Columbus, in het oorsprongsgebied van de cacao. Fijngestampte cacao werd gekookt met water en soms op smaak gebracht door vanille, chilipeper en piment tot een drankje genaamd xocoatl. Een opwekkend drankje, dat door de Spaanse veroveraars met plezier werd meegenomen naar de Oude Wereld. Daar verspreidde het zich via kloosters vanuit Spanje naar de rest van Europa, eerst onder de welgestelden – cacao was net zoals nu een behoorlijk luxe product –, later onder de gewone burgers.
Warme chocomel. Foto: Shutterstock
Langzaam werd het hete water vervangen door de romiger warme melk, een drank die de oorspronkelijke Zuid- en Midden-Amerikaanse volkeren niet kenden omdat ze geen gedomesticeerde melkdieren hadden. Tegenwoordig kun je ook in de Andes of in Mexicostad chocolademelk krijgen: in Peru drinken ze rond de kerst de chocolate caliente navideño, waarbij naast cacao, melk, kaneel en kruidnagel ook gecondenseerde melk zit, die het drankje dikker maakt. De Mexicaanse versie is dunner, soms weer met water, en met een houten lepel schuimig geklopt.
Chocoladefabriekje van Van Houten
In de wereldgeschiedenis van de chocolademelk – toegegeven, het is slechts een voetnoot in de héle wereldgeschiedenis – is er een belangrijke rol voor de familie Van Houten weggelegd. In een klein chocoladefabriekje aan de Amsterdamse Leliegracht patenteerden Casparus van Houten en zijn zoon Coenraad in 1828 een bonenpers waarin een groot deel van het vet (cacaoboter) van de cacaomassa werd gescheiden. De overgebleven brokken konden daarna gemakkelijker worden verpulverd tot poeder.
Dit cacaopoeder loste eenvoudiger op in zowel warme melk als warm water. Hierdoor werd het makkelijk om chocolademelk thuis te maken, en het drinken ervan werd toegankelijk voor een breed publiek. Als je het een beetje chic deed, schonk je de chocomelk uit een mooie porseleinen kan. Minder chic, maar des te warmer, waren de mokken en bekertjes bij de koek-en-zopietenten. Zeker als er nog stiekem een slokje rum in werd geschonken. Niet voor de kinderen uiteraard.