De Nederlandse kustwateren herbergen meer vissoorten dan ooit. Wij lichten vijf nieuwkomers langs de Friese kust uit: de kongeraal, het kortsnuitzeepaardje, de Kaukasische dwerggrondel, de houting en de adderzeenaald.
De visstand langs de kust is de laatste decennia aan verandering onderhevig. Visonderzoekers van Ravon (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland) hebben een nieuwe veldgids kustvissen uitgebracht, met 189 vissen die je er zou kunnen verwachten. Deze gids helpt vrijwilligers – en ook andere geïnteresseerden – soorten te determineren.
Sommige soorten verdwijnen, andere duiken juist nieuw op. Dat komt onder meer doordat de habitat en de warmte van de zee en rivieren langs de kust verandert, zegt visonderzoeker Mick Vos. Oesterbanken en andere harde substraten (stenen, hout) zijn verdwenen uit de Noordzee en Waddenzee. Maar de komst van windparken en kunstmatige riffen trekt weer nieuwe soorten aan.
Kabeljauw noordwaarts gezwommen
Zo zijn de meeste roggensoorten verdwenen en schuift de kabeljauw noordwaarts op naar koudere wateren. Ook de puitaal heeft het moeilijk met opwarmend water. Daar staat de komst van meer nieuwe, zuidelijke soorten tegenover, zegt Vos. Zoals bijvoorbeeld de zwarte zeebrasem, die al langs de Hollandse kust wordt gezien (maar nog niet bij Friesland). Maar ook de ringnekslijmvis, die pas eenmaal is waargenomen.
Als nieuwe vissoorten hier op natuurlijke wijze komen, is daar niks mis mee, zegt Vos. Dit is anders als soorten op schepen meeliften of op andere onnatuurlijke wijze onze wateren bereiken. Van de vijf uitgelichte nieuwe soorten langs de Friese kust, geldt dit alleen voor de Kaukasische dwerggrondel. „Dit is een exoot”, zegt Vos. „Een exoot kan een ecosysteem verstoren en kan de plek van inheemse soorten innemen. Een andere grondel, de zwartbekgrondel, heeft bijvoorbeeld in korte tijd de rivierdonderpad bijna volledig uit de grote rivieren verdrongen.”
Kongeraal
Kongeraal. Foto: Dennis Rabeling
Deze grote broer of zus van de paling werd in 2001 voor het eerst waargenomen langs de Friese zeekust. Daarna nog acht keer. Steeds dood aangespoelde dieren op het strand. Duikers zien ze ook wel onder water in de Noordzee boven de Waddeneilanden. De vis is te onderscheiden van de ‘gewone’ aal door de bek die naar beneden staat. Bij de paling staat de bek omhoog. En hij is een stukje groter: de paling kan tot 1,3 meter worden, de kongeraal kan wel drie meter worden.
Langs de Hollandse kust begint de kongeraal al een redelijk normale verschijning te worden, zegt Vos. „Hij zit veel in wrakken en houdt van holletjes onder water, bijvoorbeeld tussen basaltblokken. Windparken en kunstriffen zijn een goed leefgebied voor deze vis.”
Kortsnuitzeepaardje
Kortsnuitzeepaardje. Foto: Jelger Herder
Sinds 2017 wordt deze zeenaaldachtige gezien rond de Friese kust. De laatste drie jaar zelfs regelmatig rondom de Waddeneilanden. Het is een zuidelijke soort die profiteert van het opwarmende zeewater. De vissen, want dat zijn zeepaardjes, verschuilen zich graag in zeewier of zeegras.
Zeepaardjes variëren in grootte van 1 tot meer dan 30 centimeter. Het kortsnuitzeepaardje is niet de kleinste van de 46 bekende soorten. Hij kan 17 centimeter lang worden.
Kaukasische dwerggrondel
Kaukasische dwerggrondel. Foto: Jelger Herder
Deze vijf centimeter grote grondel is in 2020 ontdekt in de Biesbosch. Vanaf 2023 wordt het diertje een enkele keer ook gezien langs de Friese waddenkust. Zoals zijn naam al aangeeft komt deze grondelsoort oorspronkelijk uit het gebied rond de Zwarte Zee.
De Kaukasische dwerggrondel is niet groot, maar houdt zich wel vaak op in grote groepen. De vrouwtjes vallen in de paaitijd op met felle, bijna fluorescerende gele buiken. Vos vermoedt dat deze vis zich heeft verspreid via het Main-Donaukanaal, een kanaal dat eind vorige eeuw is aangelegd als verbinding tussen de Donau en de Rijn.
Noordzeehouting
Noordzeehouting. Foto: Jelger Herder
Dit is een met succes geherintroduceerde soort, je kunt deze vis ook gewoon houting noemen. De vis was begin twintigste eeuw uitgestorven in de Rijn, als gevolg van overbevissing en obstakels. Vanuit een populatie in het Deense riviertje Vidå is de houting vanaf 1992 opgekweekt en in 1999 weer opnieuw uitgezet in de Duitse Rijn.
De houting laat zich steeds meer zien in Nederland, de laatste vijf jaar is de vis drie keer waargenomen bij de kust rondom Zurich en Harlingen. Maximaal wordt de zilverkleurige vis een halve meter lang. „Ze paaien op rivieren en als ze volwassen zijn zitten ze graag in estuaria”, zegt Vos. Een estuarium is een plek waar zoet en zout water bij elkaar komen en zich vermengt. De Waddenzee is ergens ook een estuarium.
Adderzeenaald
Adderzeenaald. Foto: Marion Haarsma
Dit is een mooi gekleurde zeenaaldsoort, oranje-bruin, met een roodachtige streep op de kop. Sinds 2022 is deze zeenaald vier keer waargenomen in de Waddenzee. We hadden al de kleine zeenaald (17 centimeter) en de grote zeenaald (50 centimeter), maar de adderzeenaald kan nog groter worden, namelijk 60 centimeter.
De adderzeenaald ligt vaak tussen planten, wieren en zeegras. „We hebben er nog niet echt een verklaring voor, waarom deze vis langs onze kust opduikt”, zegt Vos. „Misschien toch het warmer wordende water. De vis is nog heel zeldzaam.”