De Canadees Blair Abbass ontmoette woensdag 30 april in Appingedam voor het eerst zijn halfzus Dini Briek-Eling. Foto Anjo de Haan
De ouders van Dini Briek–Eling (79) uit Appingedam weigerden te vertellen wie haar echte vader was. Maar een match in een internationale DNA-databank leidde in het voorjaar van 2024 naar een Canadese soldaat met Libanese voorouders. Woensdag omhelsde ze voor het eerst haar halfbroer Blair.
Woensdag 30 april. Blair Abbass (71) wandelt nog een beetje groggy van de lange reis uit Canada door een zonovergoten straat in Appingedam. Hij blijft staan bij een huis waar een vlag met de Canadese Maple Leaf aan de gevel hangt. Hier woont ze dus. Hier woont zijn zus Dini. Eindelijk gaan ze elkaar ontmoeten. Ze wisten bijna zeventig jaar niet van elkaars bestaan.
Dini Eling groeide op in een gezin met zeven kinderen. „We woonden in Delfzijl. Mijn vader was timmerman. Het was geen vetpot thuis, maar dat gold voor iedereen in onze straat.” Het viel haar op dat ze er anders uitzag dan haar broers en zussen. „Iedereen was een beetje rossig, maar ik was donker.”
‘Bin ik n onecht jong?’
Ze is een jaar of elf als ze voor het eerst met haar afkomst wordt geconfronteerd. „Ik was aan het oppassen bij mensen uit de buurt. Geen idee hoe, maar het gesprek ging over onechte kinderen. Opeens zei de buurvrouw: ‘Moar doe bist ja ook n onecht jong’. Ik rende naar huis en ik vroeg in paniek aan mijn moeder ‘bin ik n onecht jong?’ Mijn moeder zei alleen maar: dat vertel ik je als je 18 bent.’”
Mevrouw Briek-Eling zit aan de keukentafel in haar woning in Appingedam en schudt haar hoofd. „Nou, ze heeft het me nooit verteld. Nooit.”
Ze blijft het haar ouders vragen, maar die laten niks los. Ze vraagt het ook aan andere familieleden. Ze stuit op een gesloten front. Ooms, tantes, grootouders: iedereen doet er het zwijgen toe. Alsof ze tegen een muur praat. En toch sijpelen er flarden informatie door de barstjes in de muur. ‘Een Canadese soldaat’, wordt er gefluisterd.
Dini Briek-Eling ontdekte pas vorig jaar wie haar biologische vader is. Foto Jan Willem van Vliet.
Een Canadese soldaat? Maar daar blijft het bij. Het onderwerp komt minder en minder ter sprake. „Op den duur leer je ermee leven. Mijn vader overleed al jong. Ik kwam vaak bij mijn moeder langs. Mijn man vroeg haar er nog wel eens naar, maar dan ging ze koffie zetten. Nee, het was echt niet leuk.”
Ook na het overlijden van haar moeder in 1998 blijven de lippen gesloten. „Nog steeds wilde niemand iets zeggen. Een tante zei: ik heb zelf ook fouten gemaakt, ik ga je moeder er niet bijlappen. Nee, daar waren ze wel goed in: hun mond houden.”
Ze geeft het op. De vraag blijft knagen, maar het is niet anders. Ze heeft een lieve man en drie prachtige dochters – Maria, Petra en Astrid - die ze ziet opgroeien tot volwassen vrouwen. Het is Petra die het begin van het einde van de zoektocht inluidt.
Van Libanese afkomst?
,,Ik zat in de trein naast een kennis’’, vertelt ze. „Die had via het tv-programma Spoorloos zijn biologische vader gevonden. Hij gaf me het nummer van zijn contactpersoon en die wees mij op het bestaan van een aantal internationale DNA-databanken. We stuurden er begin vorig jaar DNA van onze moeder naartoe. Eigenlijk verwachtten we er niet zoveel van. Maar na ongeveer twee maanden kregen we een eerste bericht. Ze was zowel van Germaanse als Libanese afkomst. Libanon! Dat Germaanse deel snapten we wel, dat is van onze oma. Maar haar biologische vader was dus van Libanese komaf. We snapten er niks van. Hoe valt dit met een Canadese militair te rijmen?”
Een week later volgt het antwoord. „We kregen weer een bericht: er was een match van 25 procent gevonden. Dat moest dus een halfbroer of halfzus zijn. Die persoon kwam uit Canada. Dat bleek Blair te zijn, haar halfbroer. We zochten contact en hij reageerde vrijwel meteen. Al snel kregen we de naam van onze opa: Abraham ‘Abe’ Abbass. Zijn familie was in de jaren twintig van Libanon naar Canada geëmigreerd. Hij nam in de Tweede Wereldoorlog met zijn broer Louie (en neef Jobe, red.) dienst in het leger.”
Abe Abass (rechts) en zijn broer Louie. Bron: familie Abass
Louie bleef in Canada en Jobe belandde in hetzelfde regiment als zijn neef Abe. „Zo kwamen ze uiteindelijk in Delfzijl terecht. Daar ontmoette hij mijn oma. Blijkbaar konden ze het goed met elkaar vinden.”
Ze lacht. „Opeens kwam er een hele familie bij. Blair stuurde foto’s van zijn broers en zussen die inmiddels zijn overleden. Een halfzus leek sprekend op onze moeder.”
Oorlogstrauma
Abbass, die in 1985 overleed, keert na de oorlog terug naar Canada. Volgens zijn zoon Blair (71), een gepensioneerde onderwijzer en yoga-instructeur die in Halifax (Nova Scotia) woont, wist hij niet dat zijn vriendin in Delfzijl zwanger was geraakt. Ook is er na die tijd geen contact meer geweest.
„Ik was geïntrigeerd en verrast toen ik over mijn halfzuster hoorde, want mijn vader sprak bijna nooit over de oorlog en heb nooit geweten dat hij nog in Nederland heeft gevochten. Ik wist niet beter dan dat de strijd voor hem in Italië eindigde. Ook mijn vader wist niet dat hij nog een dochter had, anders zou hij zeker contact hebben gezocht, want zo’n type man was hij. Familie was voor hem ontzettend belangrijk.”
Hij vertelt hoe zijn vader getraumatiseerd en met een drankprobleem uit de oorlog terugkeerde. „Hij ontmoette mijn moeder Ebe. Ze kregen vier kinderen: twee dochters en twee zonen. Hij werkte in een staalfabriek en klom op tot voorman. Mijn vader stierf op 63-jarige leeftijd aan alcoholisme in Sydney (Cape Bretoneiland), waar hij zijn hele leven had gewoond. Abe was de eerste generatie Libanees-Canadees.”
Abe Abbass nam in juni 1940 dienst bij het regiment van de Cape Breton Highlanders dat onder meer bij de bevrijding van Delfzijl was betrokken. „Hij was toen zeventien jaar. Hij loog over zijn leeftijd.”
Het regiment werd op 10 november 1941 naar Groot Brittannië gestuurd. Twee jaar later trokken de Canadezen Italië binnen en vochten zich een weg richting Noordwest-Europa.
(vlnr) Maria, Dini, kleindochter Vera en Petra. Foto Jan Willem van Vliet.
Het regiment van Abbass vertrok in 1943 naar Italië. „Hij was gestationeerd op Sicilië. Mijn vader vocht in grote veldslagen, helemaal tot in Nederland. Hij begon als gewoon soldaat en werd tot sergeant gepromoveerd. Hij vroeg of ze hem wilden degraderen, want hij wilde niet de verantwoordelijkheid voor de levens van zoveel mensen.”
Zijn neef Jobe Abbass, die net als Abe de oorlog overleefde, sprak met zijn neef over de oorlog. „Jobe diende in de tankdivisie die de Cape Breton Highlanders ondersteunde. Hij zei dat mijn vader betrokken was bij enkele van de ergste veldslagen van de Tweede Wereldoorlog, waaronder bij de Gustav-linie bij Cassino.”
Zwijgen over de oorlog
Deze Italiaanse stad is vooral bekend vanwege de Slag om Monte Cassino die in januari 1943 begon. Op de heuvel stond een eeuwenoud klooster. De slag kostte 55.000 geallieerde soldaten het leven. Het klooster werd kapotgeschoten.
Abbass: „Ik bezocht de rivier en stond precies op de plek waar hij met zijn divisie bij Cassino overstak. Mijn vader sprak nooit over de oorlog, tenzij hij dronken was. Hij zei dat degenen die dat wel deden niet in de ergste gevechten zaten. Als hij praatte, huilde hij alleen maar. Hij zei eens: ‘weet je hoe het is als je met je beste vriend in een schuttersputje zit en dat zijn hoofd er door een granaat wordt afgeschoten?’”
Zijn zoon stelde hem onder meer een vraag over de littekens op zijn rug. „Zijn antwoord was dat het granaatscherven waren. Ze stuurden hem naar de ziekenhuistent achter de linie. Nadat hij hem had opgelapt, stuurde de dronken dokter hem terug naar het front. De commandant vroeg mijn vader wat hij in vredesnaam weer aan het front deed. Hij nam hem mee terug naar de dokter die hem had opgelapt en zei tegen de arts: als je deze man nog eens terug naar de frontlinies stuurt, schiet ik je neer. De dronken dokter kampte waarschijnlijk met zijn eigen trauma.”
De Cape Breton Higlanders waren de bevrijders van Delfzijl. Foto DvhN
„Er zijn veel van dit soort verhalen. Oorlog is een hel! Hij loog over zijn leeftijd in de veronderstelling dat hij het eervolle deed om zijn land te dienen. Laat er geen misverstand over bestaan dat hij een eerbaar man was die deed wat hij moest doen. De arme man was niet voorbereid op wat hij zou moeten doorstaan.”
Abe Abbass kreeg na de oorlog nauwelijks hulp om zijn trauma’s te verwerken. „Hij vertelde dat een psychiater tegen hem zei dat er niets mis met hem was. Hij zou trots moeten zijn dat hij zijn land heeft gediend en stoppen met zich als een baby te gedragen! Ga terug naar Cape Breton! Sommige nachten werd hij wakker en ging hij op zoek naar Duitsers, omdat hij dacht dat hij nog in de oorlog was. Ondanks al zijn pijn was zijn favoriete lied A wonderful world van Sam Cooke.”
De ontmoeting
Na bijna 70 jaar wachten kreeg Dini eindelijk antwoord op de vraag wie haar vader is. Ze heeft nu een naam en een gezicht. „Ik wist in het begin eerlijk gezegd niet wat ik ermee aan moest. Ik ben nu 79! Tuurlijk ben ik blij, maar ik blijf het zuur vinden dat iedereen zijn mond hield. Maar ik vind het een hele belevenis hoor. Wat voor man is Blair? Lijken we qua doen en laten een beetje op elkaar? Wat kan hij me nog meer over mijn vader vertellen? Het is zo jammer dat hij er niet meer is. Ik kan hem geen vragen meer stellen. Hoe hij mijn moeder heeft ontmoet bijvoorbeeld. Sommige vragen blijven onbeantwoord.”
Blair Abbass blijft tot zes mei in Appingedam. Foto Anjo de Haan
Blair ziet er naar uit zijn halfzus beter te leren kennen. „Ik ben de enige van ons gezin die nog in leven is. Ik dacht dat ik het laatste familielid met deze afkomst was. Dacht ik.”
Woensdag was het zover. Blair loopt de oprit op. Een schuttingdeur gaat open. Daar staat ze: Dini. Ze lacht. De eerste omhelzing volgt snel. Familieleden staan er omheen en denken allemaal hetzelfde: wat lijken ze op elkaar. Blair bekijkt zijn zus. „You are beautiful”, zegt hij.
Cape Breton Highlanders
Op 23 april begon de strijd om de bevrijding van Delfzijl: drie Canadese infanterieregimenten, ondersteund door een drietal tankregimenten, streden tegen de bezetter. Ruim 100 Canadese sneuvelden.
De voormalige gemeente Delfzijl benoemde in 2012 vijf Canadese oud-strijders postuum benoemd tot ereburgers, de luitenant kolonels: J.W. Eaton, commandant van het 8th New Brunswick Hussars; L.H.C. Payne, commandant van het Irish Regiment of Canada; A.S. Gregory, commandant van het Regina Rifle Regiment; G.C. Corbould, commandant van het Royal Westminster Regiment en L.S. Henderson, commandant van het Canadian Scottish Regiment.
In november 1945 waren luitenant kolonel M.W. Andrew, commandant van het Perth Regiment of Canada, en luitenant kolonel R.B. Sommerville, commandant van de Cape Breton Highlanders al benoemd tot ereburger.
De Canadese veteraan Fred Arsenault, die nog in Delfzijl heeft gevochten, deed in 2020 een oproep. Hij hoopte op honderd kaartjes voor zijn 100ste verjaardag, maar dat pakte anders uit. De oproep werd wereldnieuws en de veteraan, die in 2022 op 101-jarige leeftijd overleed, ontving 90.000 kaarten.
De bijna-honderdjarige Fred Arsenault met zijn tekstbord. Foto: John Tory