









Je ziet er niks van. Het is gewoon herfst, met vallende bladeren, oprijzende paddenstoelen en de langverwachte kou die me toch nog overvalt. Ik zoek naar muffe winterjassen en platgedrukte pantoffels, vervang de batterijen van de verwaarloosde thermostaat, haal de verwilderde cavia’s naar binnen en doe een coronatest die nostalgisch aanvoelt. Het is niet de oorlog die het ritme van het leven verandert, maar het seizoen. Buiten vecht de lage zon verzwakt tegen de oprukkende kilte en jaagt het donker kinderen al vroeg in de avond naar binnen. Het zijn alleen de vogels die verhuizen naar het zuiden. Je ziet er niks van. Bij deze oorlog geen vlaggen die wapperen bij de buren. Geen dorpsgenoten die sjouwen met dozen vol luiers en tassen vol dekens. Geen gezinnen die voor je raam langslopen waaraan je kunt zien dat zij het zijn: de ontheemden, de verdrevenen, de slachtoffers. De coronatest is positief. Ik verdenk de zweterige naborrel van de 4Mijl als brandhaard maar heb geen bewijs. Zeker is wel dat ik mijn schoonmoeder heb besmet toen ik haar naar het ziekenhuis bracht voor een routineprik. Mijn schoonmoeder had niets over de oorlog gezegd, die woensdag. Normaal omarmt ze alle drama’s van het leven met een diepgezucht ‘wat erg hè?’ maar dit keer zweeg ze. Het uitbreken van die eerste oorlog veranderde zelfs onze supermarkt. Onverschillige pubers maakten plaats voor hardwerkende volwassenen met google translate in de hand. Je kwam ze tegen, de vluchtelingen, je kon ze in de ogen kijken, met ze praten, zelfs in huis opvangen als je dat wilde. Hun vijand was de onze. We wísten wie de vijand was. Het was verschrikkelijk en toch geruststellend. We stonden samen.De coronatest werd onvermijdelijk toen mijn schoonmoeder zomaar ineens was gevallen en klaagde over hoofdpijn. Ik lag al drie dagen ziek op bed en wist heus wel wat het was. Weer corona. Weer oorlog. Je weet inmiddels een beetje hoe het gaat en toch is alles anders. Gelukkig is mijn schoonmoeder een taaie. Ze herstelt sneller dan ik. Ze belt me de volgende dag alweer energiek kletsend over haar kapotte magnetron en vertelt triomfantelijk dat ze het oorspronkelijke bonnetje heeft teruggevonden. ,,Weet je hoe oud dat ding was? 23 jaar!” Ik probeer de tegensputterende cavia’s te knuffelen en denk terug aan dat jaar 2000. We hadden geen idee.


