De overleden man van Petra Oden kreeg op jonge leeftijd dementie. Zij stuitte op veel onbegrip. Het duurde lang voor diagnose kwam. Ze schreef er een boek over. Foto: Jaspar Moulijn
Petra Oden (64) uit Groningen merkt al in een vroeg stadium dat er iets mis is met haar echtgenoot en moet jarenlang machteloos toezien hoe haar geliefde achteruit gaat. Haar inmiddels overleden man Carel (62) krijgt op jonge leeftijd dementie. In de zoektocht naar hulp loopt zij tegen een muur van belemmerende zorgregels.
Ruim twee jaar geleden is haar echtgenoot Carel, die alzheimer had, in een verpleeghuis overleden. Tot dat moment staat een groot deel van haar leven jarenlang in het teken van zorgen voor en omgaan met haar dementerende partner. Het is intens verdrietig en stressvol voor haar. Slopend, ook omdat zij tot aan de opname van haar man als een leeuw moet vechten om de juiste diagnose en hulp te krijgen.
Je zou verwachten dat Petra Oden, jurist en lector aan de Hanzehogeschool in Groningen, na de dood van haar echtgenoot niets meer met alzheimer te maken wil hebben. Het liefst alles zou vergeten. Maar het tegendeel is waar.
Oden heeft een boek geschreven getiteld: Help! Wij hebben dementie. Het is een persoonlijk verhaal over leven met een partner die op jonge leeftijd dementie krijgt. Zij is heel open over wat zij heeft doorgemaakt en voelde in de periode vanaf het moment dat de ziekte zich openbaarde tot zijn overlijden.
Op vakantie met camper
Haar man Carel vertoont, achteraf gezien, de eerste symptomen al als hij 54 jaar is. ,,Het viel me op tijdens onze vakantie met de camper dat hij anders was”, vertelt zij. ,,Carel werkte niet. Waarschijnlijk was dan eerder ontdekt dat hij dementie had. Bij veel mensen zijn het collega’s en de werkgever die het merken, al wordt bij jongere mensen meestal niet aan dementie gedacht. Ik had een drukke baan. Hij zorgde voor het huishouden en kookte, heel lekker. Zo was onze rolverdeling, ook voordat onze dochter het huis uit was.”
Op die campervakantie ziet Oden gedrag bij haar partner dat zij onverklaarbaar vindt. ,,Het was heel gek om mee te maken. Hij kon soms om hele kleine dingen verschrikkelijk boos worden. Dat was niets voor hem. Het was een rustige, intelligente man met veel humor. Ik dacht zelf nog helemaal niet dat hij ziek was, laat staan aan dementie. Achteraf is hij toen, in 2013, al getroffen door de sluipmoordenaar alzheimer. Ongeveer een jaar later ben ik begonnen met het maken van aantekeningen.”
Voelt als verraad
Veel van haar persoonlijke dagboekaantekeningen heeft zij verwerkt in haar boek. Oden beschrijft de verschillende fases die zij met haar steeds verder dementerende man doormaakt. Het begint met de gedragsverandering en dan vergeetachtigheid. Het is een periode waarin zij zich heel eenzaam voelt en in de gaten krijgt dat zij haar partner aan het verliezen is. ,,Ik twijfelde ook veel aan mezelf. Soms dacht ik dat het aan mij lag en niet aan hem.”
Ze kan er met bijna niemand over praten. Want dat voelt op dat moment als verraad, achter zijn rug om tegen anderen zeggen dat zij denkt dat hij dement is, schrijft ze in haar boek:
‘Een van de dingen die het proces erg zwaar maken is dat de meeste mensen niet begrijpen hoe het is om samen te leven met iemand met dementie. Sommigen, ook vriendinnen, hadden geen idee van de ernst van de situatie. Ik voelde een afstand tot andere mensen. Zij bespraken dingen waar ik niet meer over mee kon praten, terwijl ik problemen had die ik niet kon bespreken. Niemand in mijn omgeving maakte mee wat ik meemaakte. Niemand had een partner op jonge leeftijd met dementie.’
Ontluisterend is het lange hoofdstuk over de zoektocht naar zorg. Terwijl Oden haar echtgenoot steeds verder ziet verslechteren, soms aan scheiden denkt en helemaal ten einde raad is, blijven zorgverleners vasthouden aan protocollen en regels. Protocollen die tot gevolg hadden dat zij geen hulp krijgen. ,,Carel zat bij een andere huisarts in een andere praktijk dan ik. Zijn huisarts vond dat hij zelf langs moest komen. Maar hij had geen ziekte-inzicht. Ik kreeg hem met geen mogelijkheid naar de dokter.”
Bij haar eigen huisarts wordt Oden doorverwezen naar de interne praktijkondersteuner GGZ. ,,Zij heeft me goed geholpen en echt met me meegedacht.” Ondertussen blijft haar partner weigeren om zich te laten onderzoeken.
Oden gaat uiteindelijk zelf naar zijn huisarts:
‘Bij zijn huisarts vertelde ik over de achteruitgang van Carel. Ik vertelde ook dat de enige optie voor mij was om bij hem weg te gaan, maar dat hij zich niet kon redden. Dat hij zijn rekeningen niet meer kon betalen en geen volwaardige maaltijd meer kon koken en hij geen besef had van tijd. De huisarts beloofde telefonisch contact op te nemen met Carel. Thuis hoorde ik de telefoon gaan. Carel nam op en zei: ‘Met mij is niks aan de hand’ en legde de telefoon neer. Ik was ten einde raad. Er ontplofte iets in mij. Ik voelde me zo machteloos.’
Oden benadrukt dat haar boek niet bedoeld is als een aanklacht tegen de huisartsen of andere zorgverleners. ,,Ik vond het wel nodig om het op te schrijven. Het is zo gegaan en dat was niet goed. Niet voor Carel, maar zeker ook niet voor mijn dochter en mij.”
In haar zoektocht naar hulp ontdekt Oden samen met een vriendin via internet dat er zoiets bestaat als een casemanager dementie. ,,Ook bij een vermoeden van dementie kunnen zij hulp en ondersteuning geven. In elke regio zijn deze casemanagers actief. Bij geen enkele zorgverlener met wie ik tot dan toe contact had gehad, was daar iets over bekend.”
De huisdokter van haar partner blijft aanvankelijk volhouden dat hij hem eerst zelf wil zien voordat er een doorverwijzing naar een casemanager komt. Petra Oden schudt haar hoofd als zij eraan terugdenkt. ,,Dokters vinden het terecht heel belangrijk dat de patiënt zelf moet instemmen met een onderzoek of behandeling. Alleen iemand met dementie is daar niet altijd toe in staat.”
Onbegrijpelijk
Zij noemt het frustrerend dat artsen toch telkens weer terugvallen dat sprake moet zijn van informed consent. Ook als de ziekte al in een vergevorderd stadium is. ,,Veel partners en andere naasten van mensen met dementie worden daardoor niet geholpen. Hierdoor duurt het onnodig veel langer tot iemand een diagnose en de juiste zorg krijgt. Het is iets dat ik onbegrijpelijk vind en waar ik me mateloos aan stoor.”
In haar boek verwoordt zij treffend hoe ingrijpend de emotionele gevolgen zijn. Traumatiserend zelfs:
‘Dat de artsen niet in beweging kwamen was, naast het leren omgaan met mijn partner, het moeilijkste in de beginfase. Ik had het gevoel alsof ik in een rolstoel aan het water zat en iemand zag verdrinken, terwijl de brandweer naast me stond toe te kijken. De machteloosheid die ik toch al voelde door de achteruitgang en het verlies van mijn man, werd er enorm door versterkt. Bij dit grote probleem, waar ik mee worstelde, kreeg ik ook nog eens geen hulp.’
Oden krijgt uiteindelijk een casemanager dementie die haar heel goed helpt. Maar na verloop van tijd wordt de situatie thuis onhoudbaar. ,,Ik werkte ook nog. Dat deed ik graag, het was ook afleiding. Ik moest alle ballen in de lucht houden. De hele dag klaarstaan en geduldig blijven. Al die verhalen aanhoren die vijf keer worden verteld. Ik zat de hele dag in huis met ingehouden emoties om alles in goede banen te leiden. Steeds op te letten dat ik hem niet triggerde en boos zou maken. Mijn man kon er niets aan doen. Door de ziekte waren de filters in zijn hersenen weg.”
Explosieve stijging
Dementie is de snelst groeiende onderliggende doodsoorzaak in Nederland blijkt uit cijfers van het CBS. Het aantal mensen met dementie zal in de toekomst volgens Alzheimer Nederland explosief stijgen naar meer dan een half miljoen in 2040. Dementie is een verzamelnaam voor meer dan 50 verschillende ziektes, zoals de ziekte van Alzheimer, die het meeste voor komt. Ook jonge mensen kunnen te maken krijgen met dementie. In Nederland is bekend dat er tussen de 15.000 en 17.000 mensen jonger dan 65 jaar te maken krijgen met dementie. Zeker over deze groep is volgens Petra Oden weinig informatie beschikbaar. Dat was ook een reden voor haar om het boek te schrijven.
Haar partner is door zijn ziekte soms ook zo agressief dat Oden vreest voor haar eigen veiligheid. Een keer dreigt hij een grote stoel met kracht naar haar te gooien. ,,Hij stond zo met de stoel boven zijn hoofd hier in de kamer”, vertelt zij. Ook probeert hij haar te slaan met een koekenpan.
Ze beschrijft in haar boek een crisis in huis, waarvoor zij zelfs de politie inschakelt:
‘Opeens werd hij heel kwaad. Hij begon te schreeuwen. Ik werd er heel bang van. Hij was in de slaapkamer en ik in de kamer. Ik hoorde hem schreeuwen en schelden en hoorde glasgerinkel. Ik heb toen de crisisdienst gebeld, maar dat duurde meer dan 10 minuten en het geschreeuw ging maar door. Ik besloot om 112 te bellen. Ik ben naar buiten gegaan en heb daar gewacht tot de politie kwam.’
Na deze laatste crisis krijgt Oden de casemanager en een specialist ouderengeneeskunde zo ver om op huisbezoek te komen. ,,Zij zagen meteen dat het echt mis was met Carel. Zelf was ik al veel eerder tot de conclusie gekomen dat hij een vorm van dementie had, hoewel er dus nog altijd geen diagnose was. De casemanager en de specialist voorzagen dat er meer crisissen zouden komen en dat ingrijpen nodig was.”
Verschrikkelijk emotioneel
Het komt zover dat haar partner gedwongen wordt opgenomen. ,,Het gaf een gevoel van opluchting maar ook verdriet. Dat mijn man werd opgenomen in een diagnostisch centrum en later in het verpleeghuis vond ik verschrikkelijk, emotioneel, heel moeilijk. Van die opname vond ik het allerergste dat ik hem los moest laten. Ik wist dat hij nooit meer terug zou komen. Dat is zo definitief. Ik voelde me ook schuldig en heb heel lang gedacht om hem terug te halen. Met al die gevoelens moest er ook steeds veel geregeld worden. Daar krijg je helemaal geen begeleiding bij vanwege de regelgeving in de zorg.”
Vlak nadat haar partner is opgenomen, stort Oden zelf in. Ze heeft allerlei lichamelijke klachten en een burn-out door de jarenlange onrust, stress en het zorgen. Ondertussen is er ook nog steeds geen diagnose. Juist doordat hij nog relatief jong is, wordt lang aan allesbehalve dementie gedacht. Ook in het diagnostisch centrum worden eerst maandenlang onderzoeken gedaan om uit te sluiten dat haar man geen andere lichamelijke ziekte of psychiatrische stoornis heeft.
Vanaf het moment dat zij in januari 2018 de huisarts belde, heeft het bijna twee jaar geduurd tot de diagnose alzheimer kwam. Dat lange wachten maakt haar steeds depressiever, schrijft zij in haar boek:
‘Als je je partner ziet dementeren voel je toch al een enorme machteloosheid. Dat wordt alleen maar versterkt als de diagnose op zich laat wachten. Als je geen diagnose hebt, kun je niet verder. Voor jouw gezondheid is het belangrijk dat er een snelle diagnose komt, zodat je weet waar je aan toe bent, daarnaar kunt handelen en de juiste begeleiding kunt krijgen. Het belang van een snelle diagnose is al lang aangetoond. Daardoor verbaast het me nog meer dat artsen zo weinig urgentie voelen.’
Nadat eindelijk de diagnose is gesteld, volgt voor Oden een complexe zoektocht naar een geschikt verpleeghuis met plek, want overal zijn wachtlijsten. Het wachtlijstsysteem is volgens haar ondoorgrondelijk en dat zorgt voor veel onzekerheid. ,,Vrij plotseling kon hij gelukkig ergens in de buurt terecht. Mijn man was in het diagnostisch centrum enorm verslechterd. In het verpleeghuis was hij veel meer op zijn plek. De zorg voor mensen met dementie was daar goed.”
Afscheid valt zwaar
Desondanks gaat Carel geestelijk en lichamelijk steeds verder achteruit. Soms zijn er even goede momenten. Dat worden er steeds minder. Hij is onrustig, alsmaar warriger, doolt veel rond. Oden krijgt telefonisch te horen dat haar man uit het niets een verpleegkundige heeft geslagen. Zij gaat twee keer per week in het verpleeghuis op bezoek. Het kost veel energie en het afscheid valt elke keer zwaar:
‘Ik ging met mijn dochter op bezoek. Hij zag er niet goed uit. Hij is meer in zichzelf gekeerd. Zijn vingers zijn stijver en zijn armen kan hij niet goed omhoog brengen. Hij zei ook dat hij weer naar zijn moeder wilde. ‘Waarom komen jullie niet bij mij wonen?, vroeg hij. Zo pijnlijk. Toen we weggingen wilde hij met ons mee. Wij gingen langzaam weg, maar om de hoek snelden we naar de lift. ‘Peet’, hoorden we toen we in de lift stonden. Mijn dochter vroeg of we niet terug moesten. ‘Nee’, zei ik, ‘dat schept nog meer verwarring.’ Vreselijk, zo pijnlijk.’
Oden noemt de laatste fase van het leven van haar man in haar boek een nutteloze marteling. Carel sterft op 22 januari 2021 in het verpleeghuis aan de gevolgen van een longsteking. In de weken en maanden na zijn overlijden schrijft Oden:
‘Veel mensen denken dat ik nu het ergste meemaak. Maar ik heb het ergste al meegemaakt. De opname was al zo definitief. Hij was al dood. Ik voel nu een enorme opluchting. Hij doolt niet meer door het verpleeghuis. Een verdere aftakeling en achteruitgang is hem gelukkig bespaard gebleven. Onze lijdensweg duurde vier jaar. Carel ging erg snel achteruit. Zijn leven eindigde vrij plotseling door longontsteking. En ik ervaar: de rouw loopt door. Het is een proces dat zich vier jaar geleden heeft ingezet, dat is versneld bij de opname en dat na zijn dood verder gaat waar het gebleven is.’
Haar boek schreef zij niet om het verlies te verwerken, zegt Oden. ,,,Ik denk wel dat het heeft geholpen bij het verwerkingsproces. Gelukkig heb ik ook vele mooie herinneringen aan ons leven samen. Die koester ik. Mijn man en ik hebben prachtige reizen gemaakt en heel veel samen gelachen en genoten van films, muziek en etentjes met vrienden en familie. We deelden alles samen. Natuurlijk mis ik Carel. We zijn bijna veertig jaar samen geweest.
Met boek bijdragen aan betere zorg
Het boek Help! Wij hebben dementie van Petra Oden staat naast haar indringende, persoonlijke ervaringen ook vol met handreikingen en tips voor naasten en zorgprofessionals die te maken hebben met jonge mensen met dementie. Zij werkt drie dagen per week als lector bij de Hanzehogeschool. Daarnaast zet zij zich een tot twee dagen in de week in om bij onder meer zorgverleners en beleidsmakers de kennis over dementie op jonge leeftijd te vergroten.
Oden is adviserend lid van het bestuur van de Alzheimer Nederland afdelingen Drenthe en Groningen. Zij geeft advies over de zorg voor jonge mensen met dementie en vraagt aandacht voor verbetering van de begeleiding van de naasten. ,,Want dat moet echt anders”, vindt zij. ,,Dat is mijn drijfveer. Ik wil met dit boek bijdragen aan betere zorg voor jonge mensen met dementie omdat ik heb ervaren dat er nog veel onbekend is, zelfs bij huisartsen en andere zorgprofessionals.”