Voormalig kinderarts Pieter Sauer vertrekt naar Zeeland. Foto: Corné Sparidaens
Kinderarts Pieter Sauer (78) verhuist naar Zeeland. Hij verlaat Groningen met een boodschap.
In het huis van Pieter Sauer (78) liggen overal gele briefjes. Spullen met een briefje gaan mee naar Zeeland, net als alle schilderijen. Al is het nog de vraag of die allemaal een plekje in zijn nieuwe huis kunnen krijgen: het appartement heeft veel glas en weinig ‘muur’.
Als hoofd van het Beatrix Kinderziekenhuis van het UMCG in Groningen was Sauer nauw betrokken bij het protocol dat euthanasie bij baby’s mogelijk maakt. Na zijn pensionering bleef hij onderzoekers begeleiden en actief op allerlei fronten.
Hij wil een verbod op (landbouw)gif waar kinderen en volwassenen ziek van worden, voerde actie voor een betere (schonere) ringweg en steunt mensen die mogelijk ten onrechte worden verdacht van kindermishandeling. Allemaal vanuit Groningen.
Het kost hem veel moeite om weg te gaan uit die stad. „Ik heb hier met veel plezier gestudeerd en later heel fijn gewoond en gewerkt. Het is moeilijk om van al mijn clubjes afscheid te nemen. Maar mijn gezondheid laat te wensen over en toen zeiden de kinderen: wij hebben een baan, dus jij komt maar onze richting uit.”
Sauer heeft het sinds zijn vertrek als hoofd van het Beatrix Kinderziekenhuis (toen nog kinderkliniek) in 2011 niet altijd gemakkelijk gehad. „Mijn vrouw Hetty wilde eindelijk wel eens wat meer aandacht. Daar verheugden we ons samen op. Maar ze ging er vrij snel mentaal en fysiek op achteruit en woonde voor haar overlijden 2 jaar in woonzorglocatie De Dilgt in Haren.”
„We waren 50 jaar getrouwd en bijna 60 jaar samen. En dan ben je ineens je maatje kwijt met wie je alles deelde. Dat is heel moeilijk. Voor mijn gevoel neem ik niet alleen afscheid van ons huis en van Groningen, maar ook opnieuw van mijn vrouw.”
Toeval speelt grote rol in je leven
Sauer zegt dat hij bij toeval arts en vervolgens kinderarts is geworden. „Ik wist niet wat ik na de hbs moest doen. Omdat mijn moeder altijd kiespijn had en ik knutselen wel leuk vond, koos ik voor tandheelkunde. Toen bleek dat ik toch niet zo praktisch was, ben ik na mijn kandidaats overstapt op geneeskunde. Dat kon toen nog.”
„Ik werd ook kinderarts bij toeval, zoals veel dingen in het leven. Tijdens mijn coschappen in het ziekenhuis van Deventer zette een kinderarts mij op dat spoor en daar heb ik nooit spijt van gehad. Als kinderarts heb je altijd meer patiënten: het kind en de ouders. Het is een mooie uitdaging om met beiden een goede band op te bouwen. Ik werkte van 1972 tot 1997 in het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam en deed tussendoor 2 jaar onderzoek in Canada.”
Een volgende dag kan te laat zijn
„Ik specialiseerde me in te vroeg geboren baby’s en mijn promotieonderzoek ging over de voeding van een kind van 28 weken, 12 weken te vroeg. Dat zit dan in de snelste groeifase van zijn leven. Dan worden ze ineens drie keer zo zwaar. We bepaalden in Toronto met een ingewikkeld apparaat hoeveel energie daarvoor nodig is.”
Als Sauer 50 is, wordt hij afdelingshoofd in Groningen. Als leidinggevende en opleider is hij duidelijk over zieke kinderen. „Een kind kan heel snel ziek worden en ook weer heel snel beter zijn. Als een volwassene ‘s avonds iets heeft dan zeg je gauw: kom morgen maar. Met een kind mag je dat nooit doen. Je kunt vanuit het ziekenhuis niet telefonisch beoordelen hoe ernstig een kind eraan toe is als een ouder belt over een kind met koorts. Dan moet je het zien. Als een assistent toch had gezegd: ‘Geef eerst maar een aspirientje’, dan kreeg die het met mij aan de stok. Achter koorts kan een flinke infectie zitten met ernstige gevolgen, zoals hersenvliesontsteking. Dan is de volgende dag te laat.”
„Op een afdeling voor te vroeg geborenen kun je kinderen soms in leven houden, maar wat doe je als je weet dat een kind met een zware handicap verder moet zonder perspectief? Als hoofd van zo’n afdeling word je overal bij betrokken en dat is ethisch heel zwaar. Je moet bijna dagelijks beslissen over doorgaan met behandelen of een kind in vrede laten sterven.”
Pieter Sauer. Foto: Corné Sparidaens
Protocol geeft rust
„In Groningen was ik samen met mijn opvolger Eduard Verhagen, die medicijnen en rechten studeerde, betrokken bij de totstandkoming van het Groningen Protocol over levensbeëindiging van doodzieke kinderen.”
„Dat is ontstaan door een kind dat bij de geboorte zuurstoftekort had gehad en een kasplantje zou worden. Het kon alleen een beetje ademen, verder niks. Die ouders zeiden: ‘Dit willen we niet voor ons kind, maak daar alsjeblieft een einde aan’. Toen zei ik: Ja, maar dan pleeg ik moord. En dat kan ik weliswaar met de beste bedoelingen doen, maar dat mag niet. Zo raakten we in gesprek met de officier van justitie en is dat protocol opgesteld.”
„Het leidde tot een hoop internationale ophef en valse geruchten dat er aan de lopende band kinderen dood zouden gaan. Maar het gaf ons rust, hoe moeilijk het ook was. Zoiets komt heel weinig voor, maar het kan nu gelukkig. In nauw overleg met de ouders en meerdere artsen. We hebben allerlei voorzorgen ingebouwd dat het niet zomaar gebeurt.”
De gevolgen van bestrijdingsmiddelen zijn niet mis
Sauer maakte zich jaren geleden al druk over luchtverontreiniging en bestrijdingsmiddelen, die momenteel onder een vergrootglas liggen.
„In Rotterdam raakte ik in de jaren 80 betrokken bij onderzoeken naar de medische gevolgen van milieuvervuiling. Die onderzoeken waren gericht op de ontwikkeling van jonge kinderen. Daar begonnen we mee na de vondst van schadelijke stoffen in de melk van boeren rond een verbrandingsoven. De gevolgen bleken zo ernstig dat er veel meer onderzoek naar bijvoorbeeld pesticiden en oplosmiddelen is gedaan én nog moet komen.”
„Ik gaf later onder meer advies over het onderzoek naar lelieteelt in Drenthe. De bezorgdheid begrijp ik heel goed. Op die lelies wordt ontzettend gespoten. Ze beginnen, en dat is bijna niet te begrijpen, met het ontsmetten van de bodem. Daarna blijven ze spuiten als de lelies groeien. Want die zijn voor de export bedoeld en andere landen willen onze lelies alleen als er geen beestjes meekomen.”
„De gevolgen zijn niet mis. Tijdens het onderzoek zagen we die stoffen terug in de urine van kleine kinderen, tot op ruim 500 meter afstand van een gespoten veld. Die pesticiden waaien met de wind mee en zitten zelfs in de gewone huisstof. En kinderen stoppen alles in hun mond, hè. Die worden daar zo aan blootgesteld.”
Pieter Sauer: "Ik vind het wel ironisch dat ik zonder boerenbedrijf toch die ziekte heb gekregen.” Foto: Corné Sparidaens
Parkinson
„Parkinson kan er ook een gevolg van zijn. Dat wordt de beroepsziekte van boeren genoemd. Ik vind het wel ironisch dat ik zonder boerenbedrijf toch die ziekte heb gekregen.”
„Het gevaar van gifstoffen dringt moeizaam door en het gaat niet alleen om spuiten hè. Ook plastics veroorzaken verschijnselen die slecht zijn voor de ontwikkeling van jonge kinderen, en fijnstof tast hun longen aan. Het zou mij niet verbazen als over 20 jaar blijkt dat de inkt voor tattoos kankerverwekkend is. Als zoiets duidelijk wordt, kun je maar één ding doen: die stoffen verbieden. Daar moet de overheid veel strenger in zijn, maar de plastics zijn zo in onze cultuur ingeslopen dat je dat bijna niet voor elkaar krijgt.”
„De politiek wil slechte berichten niet horen en negeert alle onderzoeken. Daar word ik heel somber van en boos over omdat het om kinderen gaat. We weten bijvoorbeeld dat de puberteit eerder begint en het risico op tumoren in de geslachtsorganen toeneemt door die stoffen. Bij mannen en vrouwen.”
„Ik vind het heel jammer dat je er zo weinig dokters, inclusief kinderartsen, over hoort want de bewustwording moet deels van hen komen. Er is grootschalig gezondheidsonderzoek nodig naar de gevolgen van een ongezond milieu voor de ontwikkeling van kinderen. Daar mag je je best druk over maken. De overheid ziet tegen de conclusies van zo’n onderzoek op. Want dan moet ze misschien, net zoals in Frankrijk, erkennen dat parkinson een beroepsziekte is en maatregelen treffen. Dat is lastig als je financiële winst belangrijker vindt dan gezondheid.”
Ringweg had beter gemoeten
„Vanwege het milieu had ik ook iets met de nieuwe ringweg van Groningen, die midden in de stad ligt. Tijdens een van de eerste voorlichtingsbijeenkomsten werd verteld dat er extra verkeer door de wijken zou gaan waar ik elke dag doorheen fietste naar het ziekenhuis, en met mij honderden schoolkinderen.”
„Ik kon het niet laten om daar hardop wat van te zeggen: ‘Daar gaan doden vallen.’ Toen mocht ik de volgende dag bij de wethouder komen. Die deed natuurlijk niks.”
„Als voorzitter van actiecomité Groningen Verdient Beter heb ik duidelijk proberen te maken dat meer verkeersdrukte niet alleen de kans op ongelukken vergroot, maar ook meer luchtvervuiling betekent. En dat dat moedwillig gebeurt als je op- en afritten, zoals die bij de Hereweg, weghaalt. Die wilden wij daarom terug.”
„Auto’s stoten met 80 kilometer per uur meer gevaarlijke stoffen uit dan met 70 (de oude maximum snelheid, red.) of 50. Ze moeten op de hellingen bovendien extra gas geven. Op basis van Europese regels mocht de weg niet eens worden aangelegd en het was ook al duidelijk dat die regels strenger zouden worden, maar dat is genegeerd omdat Nederland een ontheffing had.”
Prachtig geworden, maar in de stad is het veel drukker
„Het is een mooie weg geworden hoor. Dat moet ik onmiddellijk zeggen: prachtig gedaan. Maar de weg heeft wel een andere functie gekregen. Ik zie dat de Goeman Borgesiuslaan ontzettend druk is geworden en dat geldt voor meer straten.”
„Ze schermen nu met een mooi nieuw parkje, maar je loopt in dat parkje pal naast de gaten boven de weg. Je ziet het niet, maar daar hangt dus van alles in de lucht waar je niet vrolijk van wordt. Er zijn nog geen luchtmetingen gepubliceerd. Ik ben benieuwd of ze nog komen.”
„Ik moet toegeven dat ik wat minder energie heb, maar ik blijf vanuit Zeeland betrokken bij wetenschappelijke onderzoeken en ik ga ook door met het ondersteunen van ouders die onterecht worden verdacht van kindermishandeling.”
Oordeel over kindermishandeling vaak achterhaald
„Kindermishandeling is erg moeilijk vast te stellen en toch komt de jeugdbescherming vaak snel tot dat oordeel. Die plaatst daarom geregeld kinderen uit huis, wat zeker voor jonge kinderen traumatisch is. En als je geen zekerheid hebt, doe je ouders onrecht aan.”
„De jeugdzorg is naar gemeentes gegaan. Die hebben daar geen verstand van en ingehuurde organisaties schrijven elkaars rapporten over. Als de eerste kinderarts zegt: ‘Ik denk kindermishandeling’, dan zegt Veilig Thuis: 'Als de kinderarts denkt kindermishandeling, dan is het dus kindermishandeling’. Dat schrijven ze op en de jeugdzorg doet dat nog een derde keer. Vervolgens veroordeelt de rechter iemand op basis van diezelfde, herhaalde conclusie. Dat gebeurt in Nederland vaker dan je denkt. Ik kan ook slecht tegen deze vorm van onrecht.”
„De bestaande theorieën over kindermishandeling zijn achterhaald. Een bloeding in de hersenen, armbreuken en bloedingen in de ogen hoeven helemaal niet door mishandeling te komen, zoals vroeger werd aangenomen. Die verschijnselen kunnen alle drie door ziekte ontstaan.”
Ik maak me druk over onterechte beschuldigingen
„Mijn rol is om heel goed naar alle symptomen te kijken en te doorgronden wat er is gebeurd en gedaan. Is het kindermishandeling of gaat het om een medische aandoening met precies dezelfde verschijnselen? Als dat zo is en ouders toch nog worden beschuldigd, maak ik me daar een beetje druk over. ”
„Af en toe kom ik op basis van medische argumenten tot de conclusie dat het geen kindermishandeling is en dan raak je in de clinch met een forensisch arts. Die weet bij bepaalde letsels vast goed of een kogel van links of rechts is gekomen, maar van kindergeneeskunde heeft hij of zij niet altijd verstand. Toch oordeelt een rechter vaak op basis van het rapport van zo’n arts en hangt ouders gevangenisstraf boven het hoofd.”
„Een vader heeft al gevangenisstraf opgelegd gekregen terwijl ik denk dat het onterecht is. Ik probeer zijn advocaat nu alsnog te ondersteunen. Dat doe ik ook voor de stichting Shaken Baby. Je kunt een kind nooit zo schudden dat het daardoor een hersenbloeding krijgt. Onderzoek heeft dat voldoende bewezen, maar justitie en hulpverleners blijven dat soort beschuldigingen uiten.”
Moeilijk om de boel mee te krijgen
„Ik heb in Groningen absoluut een heel goede tijd gehad hoor, maar het was af en toe wel eens moeilijk om de boel mee te krijgen. Waar Rotterdam aanpakkers had, ging je in Groningen van overleg naar overleg. Ze zeiden: ‘We doen het al 10 jaar zo. Waarom moeten we veranderen?”
„Ze hielden hier niet zo van onderzoek, terwijl de geneeskunde verandert en je nieuwe inzichten moet ontdekken en kennen. Dat heb ik een beetje mogen stimuleren. Met onderzoek verdien je een topplek in Nederland en de wereld. Natuurlijk heb je praktijkmensen nodig die op tijd op de rem trappen, maar als iedereen dat doet schiet je niet op.”
„In het UMCG wilden ze om de paar jaar een ander organisatiemodel. Was je net ergens aan gewend, moest het om onduidelijke redenen weer anders. Op een gegeven moment wilden ze van de afdelingshoofden af, want dat waren maar eigenwijze dokters. Die moesten patiënten beter maken en verder niks. Jan Hamel –voorzitter van de raad van bestuur– legde mij tijdens een etentje uit dat hij als socioloog beter wist hoe de wereld in elkaar zat dan de afdelingshoofden.”
„Zij hadden allemaal vele tientallen hooggekwalificeerde medewerkers en een miljoenenomzet. Volgens mij wisten zij ook wel iets van organisaties, maar nee hoor, wij waren maar domme dokters. We hebben hem net zo lang richting uitgang geduwd tot hij vertrok. Ach, sommige van zijn ideeën waren best goed, maar hij was bang om de grip te verliezen. Zo iemand moet je niet in de top hebben.”
Kinderen horen anders behandeld te worden
„Dat het is gelukt om het kinderhartcentrum in Groningen te houden, kwam mede door de goede kinder intensive care die we daar hebben opgebouwd. Als die er niet was geweest, waren we een deel van de zorg, zoals transplantaties en ongevallenzorg, kwijtgeraakt.”
„Toen ik hier kwam, gingen kinderen nog naar de volwassenenchirurgie. Dat is nu gelukkig heel anders. Kinderen zitten fysiologisch anders in elkaar. Daardoor kun je de behandeling die je aan volwassenen geeft, niet zomaar vertalen naar een kind.”
„We zijn andere therapieën en middelen gaan toepassen en zorgden voor een kindgerichte omgeving. Hoe zieker een kind is, des meer behoefte heeft het daaraan. Dat is nu gewoon, maar destijds zei een chirurg nog: ik maak die snee en naai de boel aan elkaar, en dan let ik ondertussen ook op het kind. Wij zeiden: ‘Nee, je bent een uitstekende vakman en naait fantastisch aan elkaar, maar de nazorg moet je aan een kinderarts overlaten’. Dat was echt even moeilijk.”
„Op de dag van mijn vertrek werd het bordje Kinderziekenhuis onthuld. Dat was een mooi cadeau. Aan het afscheid zelf was ik wel toe. Op een gegeven moment zie je dat problemen wel een beetje worden opgelost, maar niet helemaal. Dan keren ze dus vanzelf terug en kun je opnieuw beginnen. Als je dat een paar keer hebt meegemaakt, geloof je het wel.”
Opleiding: Spinoza Lyceum in Amsterdam, tandheelkunde en medicijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen
Carrière: medisch officier bij de marine; arts in opleiding bij het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam; kinderarts bij de afdeling neonatologie; onderzoeker en universitair docent bij het kinderziekenhuis en de universiteit van Toronto; hoofd van de afdeling neonatologie Rotterdam (vanaf 1986 als professor); professor in het UMCG (waarvan 11 jaar voorzitter van het kinderziekenhuis).
Nevenfuncties: (een kleine greep) lid van de Gezondheidsraad, de werkgroep ethische aspecten van de zorg voor pasgeborenen, diverse bij de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en het UMCG, oprichter van het expertisecentrum voor kinderen met obesitas in Groningen, voorzitter van de Europese vereniging voor kindergeneeskundig onderzoek.
Onderscheidingen: Molewater de Monchy penning van de Erasmus Medisch Centrum Rotterdam (1997), Edgar Doncker prijs voor verdiensten geneeskundige zorg 0-18-jarigen (2008), Officier in de orde van Oranje Nassau (2011).
Privé: Woont in Goes, is weduwnaar (was getrouwd met Henrike A.E. Bos) en vader van Hendrik, Carolien en Mechteld.