Barbara Rodenburg-Geertsema bij een oesterbank nabij de haven 'op' Lauwersoog. Foto: Corné Sparidaens
Terwijl hoog boven hun hoofd in Den Haag en Brussel wordt beslist over hun toekomst, neemt de spanning onder de vissers toe. Dat hakt er ook ‘op’ Lauwersoog in, ziet visser Barbara Rodenburg. Maar: ,,Zolang we niet gezonken zijn, heeft het zin om te pompen.’’
Een zonnige dag in Lauwersoog. De frisse wind suist langs ’t Ailand, ‘viswerkplaats’ en restaurant op de havenkade. Op het terras staan de bloemetjes in oude plastic bakken van de visafslag. Afgekeurd, of opgevist op zee, net als een half juttersmuseum aan boeien, scheepsgerij en schelpen in het restaurant. ,,Op het wad vind je wel eens wat’’, zegt uitbaatster Barbara Rodenburg droogjes.
Ieder weekend opent ’t Ailand zijn garagedeuren (en keuken) voor gasten. Op weekdagen fungeert het als kantine voor personeel, dat de oesters schoonmaakt in het naastgelegen pand. Een van de bruine houten tafels staat voor een raam met weids uitzicht over de Waddenzee. Als ze niet zelf het wad op is om te vissen, kijkt Barbara Rodenburg-Geertsema (53) hier uit op haar ‘favoriete werkplek’.
Barbara Rodenburg-Geertsema raapt oesters in Lauwersoog. Foto: Corné Sparidaens
Maar het toekomstbeeld van de vissers stemt haar somber. ,,De haven gaat kapot. In de weekenden zijn er zo weinig schepen. Terwijl: de haven moet het hebben van volume. Met elkaar houden we het draaiende. Als er niet genoeg kotters aanvoeren, valt er ook geen brood te vinden voor toeleveranciers, van het ijs voor onze vis tot onderhoudsbedrijven. Dan verdwijnt uiteindelijk ook de visafslag en wordt het hier een museum, uitsluitend nog goed voor recreatie en toerisme.’’
Europa tegen bodem beroerende visserij
De onzekerheden en zorgen stapelen zich rap op voor de kleine kustvisserij op het wad en boven de eilanden. Het was al lastig een goeie boterham te verdienen met stijgende brandstofkosten en sterk wisselende opbrengstprijzen, maar nieuwe richtlijnen en regels maken het er nog moeilijker op.
De meest acute bedreiging zijn de plannen van de Europese Unie om de ‘bodem beroerende’ visserij te verbieden. In kwetsbare Natura 2000-gebieden zoals de Waddenzee zijn vissers op garnalen en ander zeebanket volgens Brussel een bedreiging voor de natuur. Met hun netten zouden ze de zeebodem verstoren en daarmee de onderwaterflora en -fauna.
Maar voor de vissers is het dreigende verbod met ingang van 2024 de dood in de (garnalen)pot. De bodemvisserij komt dan tot een halt, vrezen Rodenburg en haar collega’s. De visserij staat dan ook lijnrecht tegenover Brussel. Daarbij in de rug gesteund door minister Piet Adema (ChristenUnie) van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het kabinet vreest dat de Europese plannen de Nederlandse garnalenvisserij de kop gaan kosten.
Die politieke steun is welkom, want die spreekt bepaald niet vanzelf. Integendeel: op heel veel andere fronten voelen de vissers zich in de steek gelaten door de Nederlandse overheid. In de loop van de jaren zijn steeds grotere delen van het wad tot kwetsbaar en dus verboden gebied verklaard. En dat wordt er niet beter op, nu de verzamelde natuurorganisaties naar de rechter zijn gestapt om de teugels nog verder aan te halen.
Handhavingsverzoek
Sinds eind vorig jaar gedoogt het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de garnalenvissers met een sleepnet te vissen op vastgelegde locaties in de Natura 2000-gebieden. Tot 1 oktober kunnen ze dan investeren in schonere motoren voor de stikstofeisen.
Verschillende natuurorganisaties besloten in januari een handhavingsverzoek in te dienen. Doel: het gedoogbesluit terugtrekken. In een bericht van Natuurmonumenten zei mariene bioloog Wouter van der Heij hierover: ,,Beschermde natuur in slechte staat moet kunnen herstellen. Dan moet je niet gaan goochelen met gedoogconstructies voor een schadelijke activiteit waarvan steeds duidelijker wordt dat die het natuurherstel in de weg zit.’’
Jorien Bakker van Natuurmonumenten benadrukt dat het verzoek niet aan de vissers is gericht. ,,Het is gedaan om de overheid te wijzen op haar verantwoordelijkheid. Op deze manier ontstaat schade aan het bodemleven in Natura 2000-gebieden.’’
Het verzoek is begin april afgewezen. Daarmee blijven de garnalenvissers dus tot oktober gedoogd, maar daarna moeten ze wel een nieuwe vergunning hebben. De natuurorganisaties bestuderen de afwijzing. Eind mei wordt bekend of ze een bezwaar indienen.
Zelf leveren Barbara en echtgenoot annex compagnon Jan (52) de zeebaars en harders die ze vangen tegenwoordig al af aan de visafslag in Wieringen in plaats van die in thuishaven Lauwersoog. ,,Zover zijn we inmiddels verdreven naar de westkant van het waddengebied. Verboden gebieden maken een rendabele nettenvisserij vanuit Lauwersoog onmogelijk’’, verzucht Barbara. En het einde is nog niet in zicht, want met elk succesje dat ze boeken bijten de natuurorganisaties harder door.
‘We dachten dat we met elkaar in gesprek waren’
Voor de vissers voelt de handhavingsprocedure van de natuurorganisaties om het wad nog verder af te grendelen als een steek in de rug, zegt Rodenburg. ,,Wij dachten dat we nog met elkaar in gesprek waren. De laatste jaren hebben we in goed overleg al heel veel vooruitgang geboekt met convenanten over onder meer de mossel- en garnalenvisserij. Maar ineens staan we nu tegenover elkaar.’’
De visserij wordt gemangeld tussen onwil van de natuurorganisaties en onbegrip bij de overheden, vindt Rodenburg. Vooral de invoering van de natuurbeschermingswet heeft het tij voor de vissers doen keren. ,,Die heeft gezorgd voor een enorme juridificering. De wet geeft heel veel juridische macht aan de natuurorganisaties, hoe klein ook. Feitelijk kan elke groep biologiestudenten die een stichting opricht en zegt dat ze voor het wad opkomt, tegenwoordig procederen tegen alle visserijvergunningen. Je ziet dat de overheden zich daarop instellen, want die hebben geen trek in lange en dure procedures met grote kans dat ze onderuitgaan bij de Raad van State. Zonder instemming van de natuurorganisaties wordt er geen natuurvergunning meer verstrekt.’’
‘Het lijkt wel een familieruzie: het lukt niet om het op te lossen’
Rodenburg weet waar ze het over heeft, want ze komt als afgestudeerd bosbouwkundige zelf uit ‘de natuur’ en heeft zich jaren beziggehouden met groene wetgeving.. ,,Veel van de mensen die ik nu tegenkom in allerlei overleggen zijn studie- of vakgenoten van me. En op zich zijn ze ook allemaal heel begripvol en meegaand als je ze jouw situatie voorlegt. Maar als het erop aankomt, kiezen ze toch weer voor de weg van juridisch verzet. Het lijktwel een familieruzie, waarbij het op een of andere manier niet lukt om het samen op te lossen. Dat terwijl we als maatschappij voor een enorme uitdaging staan. We kunnen het tij alleen keren door samen de schouders eronder te zetten.’’
Terwijl: voor een florerende waddennatuur is een visserijverbod helemaal niet nodig, zegt Rodenburg. Het beeld van viskotters die met kettingen de zeebodem omploegen, staat ver van de realiteit. De bodemverstoring van garnalenkotters is volgens haar minimaal. De vissers werken met een klossenpees die over de bodem ‘veegt’, in plaats van met kettingen.
,,De schade van de visserij valt in het niet bij die van een zware storm of ijsgang op zee. Moet je eens kijken wat er dan aanspoelt aan scheermessen en schelpen. Bovendien: wij vissers zijn niet doof voor kritiek, hè. We steken er heel veel tijd en moeite in om bodemberoering en ook bijvangst van ondermaatse jonge vis te verminderen. En daarin zijn nog wel stappen te zetten. We kunnen minder vaak en rustiger ‘trekken’, of met lichtere motoren varen. Maar dan moet je daar wel in kunnen investeren en dat lukt niet als de verdiensten nog verder onder druk komen te staan. Bovendien weet je niet of je de komende jaren nog wel mag vissen. De harde opstelling van natuurorganisaties maakt het voor vissers alleen maar moeilijker om te investeren in verduurzaming.’’
‘Wat kan het die Waddenzee schelen wie er in de boot zit?’
Rodenburg blijft hopen op toenadering tussen overheden, visserij en natuurorganisaties. ,,Zolang we niet verdronken zijn, heeft het zin om te pompen. Er moet meer aandacht komen voor wat wél kan op het wad. Wij mogen nu op een aantal plekken oesters rapen. Maar als je ziet hoelang we daarover hebben moeten soebatten en aan hoeveel regels dat is gebonden... Zo’n vergunning wordt op de persoon afgegeven. Je mag bij de gratie Gods een vervanger aanwijzen, maar dat mag maar één vaste persoon zijn, niemand anders. Wat kan het die Waddenzee nou schelen wie er in de boot zit?’’
,,Ik ben visser geworden omdat ik het een prachtig en eerzaam beroep vond. En dat is niet veranderd. We zijn in Nederland gezegend met een heel productieve Noord- en Waddenzee. Zolang de zon schijnt, is er plankton: bron van alle leven op zee. Er ligt hier onder handbereik een grote rijkdom aan voedsel, in een tijd dat we ons eten van over de hele wereld invliegen. Ik zie het haast als een morele plicht om dat te benutten’’, zegt ze haast filosofisch, terwijl ze bedenkelijk door het raam naar de Waddenzee kijkt.
,,Voedsel voor onze deur, mooier kan eigenlijk niet.’’
Een wadoester. Foto: Corné Sparidaens
Verliefd op de visserij: 'Hard werken voor een stuiver'
Ze was altijd al gek van bootjes en de zee. Maar met de visserij had Barbara Rodenburg niks. ,,Tot ik mijn man Jan in de kroeg tegenkwam.’’ In 2008 verruilde ze de Randstad voor Noord-Groningen en raakte ze in dubbel opzicht verliefd: op Jan én op de visserij.
,,Het is hard werken voor een stuiver’’, zegt ze over het vissersleven. Lange dagen en onzekerheid. Maar zodra ze het werken beschrijft, glunderen haar ogen en vliegen haar handen expressief de lucht in.
Samen met Jan vangt ze op een ambachtelijke manier vissen. In het wad wordt een staand want geplaatst, een net van een metertje hoog. Daar worden de vissen in gejaagd. ,,In het wad rennen we dan achter de vissen aan’’, glundert ze. Daarnaast behoort het echtpaar tot de weinigen (‘exact 14 personen’) die oesters mogen rapen in de Waddenzee. ,,Tijdens het rapen zie je wat er allemaal leeft in de zee. Allerlei beestjes friemelen tussen de oesters. Prachtig.’’
Haar week is gevuld met vissen, oesters rapen, verkoop op de markt en het restaurant. Ze staan wekelijks op de Noordermarkt in Amsterdam en in Utrecht. ,,We hebben bewust de Randstad opgezocht. Dáár zitten de beleidsmakers. Ik dacht: als ze van onze producten houden, dan houden ze hopelijk ook een beetje van ons.’’