Internationale vrijwilligers uit diverse Europese landen zaagden deze zomer boompjes om op de Drentsche Aa die snel opschieten door stikstofneerslag. Vermesting en verzuring zijn een groot probleem door stikstof. Foto: DVHN/Wouter Hoving
Natuurorganisaties strooien steeds vaker extra stofjes in natuurgebieden om de bodem te redden van verzuring. Het is een medicijn voor de bodem, maar natuurorganisaties maar natuurorganisaties zouden het liever niet doen.
Dit voorjaar bracht Staatsbosbeheer steenmeel aan op de heide in boswachterij Exloo-Odoorn. Steenmeel is fijn gemalen gesteente van graniet, basalt of veldspaat. Er zitten mineralen in zoals kalium, calcium en magnesium.
Ook Natuurmonumenten past het toe. In december strooide de organisatie het goedje op grote schaal uit op heidegebieden in Noord-Brabant. De grond ligt bezaaid met blauwgrijze korreltjes. In Drenthe heeft de natuurorganisatie meerdere onderzoeken lopen naar plekken waar steenmeel kan worden verspreid.
„We willen op kleine schaal gaan experimenteren in vakken van 10 bij 10 meter”, vertelt Fred Prak van Natuurmonumenten. Het gaat om de Slotplaats bij Bakkeveen en het Mantingerveld. Die plannen zitten nog in een vroeg stadium; financiering ontbreekt nog. „We moeten íéts doen. Bij Bakkeveen zijn we echt geschrokken van de zuurgraad: de bodem is zuurder dan azijn.”
Steenmeel als medicijn
Volgens biogeochemisch expert Maaike Weijters (Onderzoekscentrum B-Ware) werkt steenmeel als medicijn voor verzwakte planten. Verzuring spoelt mineralen uit de bodem, waardoor de pH daalt en uiteindelijk aluminium vrijkomt. Dat is normaal onschadelijk, maar wordt in zure omstandigheden giftig voor het bodemleven.
Nog een nadeel: schimmels, wormen, springstaarten, mijten en pissebedden kunnen niet overleven in de zure bodem. Bomen communiceren minder met schimmels en worden vatbaarder voor ziekte en verdroging. Soorten verdwijnen, zoals het rozenkransje, valkruid, de aardbeivlinder. Ook minder spannende soorten als tormentil en kleine tijm verlaten de natuurgebieden.
‘Gaten in de natuur’
„De natuur is als een complexe Jenga-toren waar we steeds meer blokjes uit hebben getrokken. Het bleef nog staan, maar nu beginnen er echt grote gaten te vallen. Het wordt eng, de nood is hoog.”
Hand vol steenmeel. Foto: Staatsbosbeheer
Weijters ziet dat er steeds vaker gebruik wordt gemaakt van steenmeel, en ook van kalkschelpen — iets waar vogels die kampen met kalktekort van profiteren. „De effecten zijn positief. Kruiden kiemen weer, bomen krijgen weer voeding. Maar het blijft subtiel: het systeem is niet in één keer weer helemaal gezond.”
Stikstof is het probleem
Het probleem is namelijk stikstof. Stikstof is de veroorzaker van twee problemen: verzuring en vermesting. Als je alleen dat eerste aanpakt, is het effect van vermesting niet opgelost. Weijters: „Steenmeel is geen ‘herstelmaatregel’, maar een ‘overlevingsmaatregel’ voor de natuur die we nu hebben.”
Daarom is Natuurmonumenten in Drenthe terughoudend in het gebruik van steenmeel. „Het is symptoombestrijding. Als de stikstofkraan open blijft staan, haal je de bron van het probleem niet weg. Je dient alleen een medicijn toe.”
Een ander bezwaar is dat steenmeel gebiedsvreemde stoffen toevoegt, soms zelfs van buiten Europa. Prak: „Daar zijn we altijd voorzichtig mee, je weet niet precies wat het effect zal zijn. Elke bodemsamenstelling vraagt weer om ander steenmeel.”
Kans op verruiging
Het grootste risico van steenmeel is dat de stikstof versneld beschikbaar komt en het gebied verruigt. Veel meststoffen uit het systeem liggen nu opgesloten in de zure bodem omdat het grondleven er niet functioneert. Als de verzuring vermindert, kunnen grassen de heide overnemen en braamstruiken het bos. „Het vrijkomen van de mineralen moet geleidelijk gaan”, stelt Prak.
Volgens Weijters is verruiging een „gecalculeerd risico”. „We weten op welke plekken dit het snelst gebeurt. Een dik pak strooisel onder de dennenbomen is bijvoorbeeld een tikkende tijdbom. Daar kun je rekening mee houden.”
Maaike Weijters doet onderzoek in een natuurgebied in Denemarken. Op de voorgrond het in Nederland heel zeldzaam geworden valkruid. Foto: J Vogels
Menselijk ingrijpen: soms goed, soms niet
Voedingsstoffen toevoegen aan natuur is niet nieuw. Eind 19e eeuw werden productiebossen verrijkt met bodemverbeteringsmiddelen, en in de jaren tachtig en negentig werd veel bekalkt tegen zure regen.
Soms werkte dat goed, soms werkt menselijk ingrijpen slecht. Weijters: „Neem de grootschalige heide-afplaggingen die we in de vorige eeuw hebben uitgevoerd. We wilden de voedingsrijke bovenlaag afvoeren, maar hebben daarmee ook de goede mineralen en zadenbank afgevoerd. Inmiddels is de stikstof terug, maar zijn alle voedingsstoffen voorgoed verdwenen.” Grote velden in Brabant en op de Veluwe kennen uitsluitend nog struikheide en grassen. De variatie van weleer is weg.
„We hebben het systeem steeds verder kapot gemaakt”, vindt Weijters. „Maar het positieve: we hebben ook veel geleerd. We weten nu een beetje hoe we het kunnen fiksen. Daarvoor moet de stikstofdepositie wel echt omlaag, anders wordt het ook niet meer dan ‘een beetje fiksen’.”