Schaapherder Marianne Duinkerken drijft haar kudde al 23 jaar over de hei van Balloo. Foto: Marcel Jurian de Jong
Ruim twintig jaar is Marianne Duinkerken al schaapherder op het Balloërveld. Over haar bewogen leven schreef zij het boek Het veld. Een liefdesverhaal in woord en beeld, dat vrijdag in de schaapskooi in Balloo wordt gepresenteerd.
Ze was begin veertig toen ze als weduwe met vijf kinderen verliefd werd op de schaapherder van Balloo, Albert Koopman. Het duurde niet lang of Duinkerken hoedde in haar eentje, zonder hond, een kudde van duizend schapen.
,,Sommige mensen vinden mij hard”, zegt Marianne Duinkerken (66). Ze gaat met haar hand door de zwart met witte vacht van haar hond Toeter. ,,Ik was begin veertig en had niet alleen mijn eerste, maar ook mijn tweede man verloren aan de dood. Toen ik als herder begon, was ik kostwinner voor mijn vijf kinderen.”
Ze had één doel: haar kinderen zo goed mogelijk de wereld in sturen. En niemand kan haar van dat doel afhouden. In haar boek beschrijft ze hoe die vastberadenheid haar niet bij iedereen geliefd maakt. ,,Als iemand mij van mijn doel afhoudt en ik blijf standvastig, dan mag diegene mij hard vinden. Dat is zijn of haar oordeel, maar ik weet waar ik het voor doe.”
Liefdesbriefjes
Duinkerken ontmoette schaapherder Koopman voor het eerst in de buurt van het Balloërveld. Hij sprong in zijn korte broek uit de bosjes en bleek op zoek naar een schaap. Ze raakten met elkaar aan de praat. ,,Ik ging steeds vaker met hem mee het veld op.”
In haar boek beschrijft Duinkerken hoe de relatie zich ontwikkelt: ‘Albert is een beetje een zonderling. Een verteller van verhalen, een charmeur.’ En: ‘Ik weet dat ik via hem mijn roeping heb gevonden. Daar zal ik hem altijd dankbaar voor blijven.’
De herders wonen niet samen. Koopman woont in Sleen en Duinkerken in het huis naast de schaapskooi in Balloo. Koopman is geen prater. Tot op de dag van vandaag schrijft hij zijn onuitgesproken woorden in liefdesbriefjes aan zijn geliefde.
Tijdsdocumenten
Duinkerken loopt het wolatelier naast de schaapskooi binnen. Hier exposeert ze een verzameling beeldende werken die ze bij haar boek heeft gemaakt. Tijdsdocumenten, noemt ze deze zelf. ,,Onder andere de briefjes van Albert. Maar ook dit”, zegt de schaapherder. Ze wijst naar drie ingelijste borduurwerken aan de muur.
Dan pakt ze uit een witte, rechthoekige doos een vel papier. ,,Ik heb dit papier kort in het kwelwater van de madelanden, aan de oostkant van het Balloërveld, gelegd”, legt ze uit. „Het leem in het kwelwater trekt in het papier. Zo krijg je deze bruine aftekeningen.” Duinkerken borduurde een figuur in het papier. ,,Het staat voor de passage in mijn boek waarin ik vertel hoe ik vergeefs een schaap probeerde te redden dat verdronk in het drassige gebied.”
Schrijfproces
,,Kom mee. We gaan naar de kudde.” Duinkerken loopt naar buiten en stapt op haar fiets. Haar rugzak hangt aan haar stuur. Hond Toeter volgt aan de voet. De fietstocht over het Balloërveld naar de nachtweide leidt over smalle paadjes tussen de heidestruiken door. De zon schijnt fel. Duinkerken roept: ,,Het lijkt alsof we door een schilderij van Jacob van Ruisdael fietsen.” Het is een 17e-eeuwse schilder die ze noemt in haar boek. ,,Voor mijn boek liet ik mij inspireren door andere schrijvers, fotografen en kunstenaars.”
Duinkerken vergelijkt haar Balloërveld wel met de schilderijen van Jacob van Ruisdael. Foto: Marcel Jurian de Jong
Duinkerken passeert twee grafheuvels. ,,Soms zijn er geen woorden voor het gevoel dat de historische rijkdom van deze grond ons geeft”, zegt ze. Woorden geven aan de liefde die ze voelt voor haar omgeving, vond Duinkerken tijdens het schrijfproces soms lastig. ,,Ik heb drie jaar aan het manuscript gewerkt.”
Ode aan de natuur
Haar boek is volgens Duinkerken een ode aan de natuur in de breedste zin van het woord. Ze schrijft: ‘Het gaat om loyaliteit, om liefde, om discipline en zorg en teruggaan naar je eigen natuur.’ En: ‘Ik denk dat mijn leven een verhaal is dat gedocumenteerd moet worden.’
De herder zet haar fiets tegen een houten hek en vervolgt de tocht naar de nachtweide te voet. Daar roept ze haar schapen. Toeter drijf ze bij elkaar en Duinkerken doet het hek van de weide open. De kudde trekt door de volle zon richting een strubbe, op de grens tussen heidestruiken en lager gelegen drassige grond. De schapen blijven een tijdje in de schaduw onder de eikenboompjes staan. De lucht vult zich langzaam met wolken. Weer valt de vergelijking met de schilderijen van Van Ruisdael. „Maar hoe schilderachtig het Balloërveld er in de zon ook uitziet. Het kan er ook godsgruwelijk zwaar zijn”, zegt Duinkerken. Net als haar eigen leven.
Kinderen
Voordat ze Koopman leerde kennen, stierven zowel Duinkerken haar eerste als haar tweede echtgenoot. ,,Mijn eerste man was officier op de koopvaardij. Ik voer met hem de hele wereld over. We zagen walvissen en dolfijnen spelen met het boegwater.” Daarna runde zij een horecagelegenheid met ruim veertig man personeel.
Als schaapherder zorgen voor vijf kinderen, het vroeg twintig jaar geleden veel van Duinkerken. ,,Ik ben gelukkig dat mijn kinderen in goede gezondheid een succesvolle weg in de wereld hebben gevonden”, vertelt ze geëmotioneerd. Ze hebben de vastberadenheid en ondernemingsdrang van hun moeder overgenomen. ,,Twee van hen zijn beeldend kunstenaar, van wie er een in Montreal woont. De andere twee hebben ieder een eigen bedrijf. En een van mijn kinderen woont en werkt in Parijs.”
De kudde
In haar boek vertelt Duinkerken hoe ze samenwerkt met haar dieren en hoe die haar soms tot wanhoop drijven. ,,Ik houd niet per se van de kudde als geheel. Het is keihard werken om die koppige schapen bij elkaar te houden. In Het veld beschrijf ik hoe dieren stierven door die koppigheid. Afschuwelijk.”
Het is hard werken om een kudde koppige schapen te sturen. Foto: Marcel Jurian de Jong
Lang dacht Duinkerken niet van individuele dieren uit de kudde te houden. ,,Pasgeleden was er een ooi aan het lammeren op het veld. Ik zag pootjes en het neusje van het lam uit de ooi steken, maar het zat vast.” Duinkerken riep hulp in van voorbijgangers. Samen brachten ze het lam levend ter wereld. ,,Ik juichte van geluk.” Een paar dagen later stierf het diertje. ,,Huilend heb ik het begraven op de hei. Dat kende ik nog niet van mezelf. Ik ben toch gaan houden van een individu uit de kudde.”
Afscheid
Eenmaal terug bij haar fiets pakt Duinkerken een wollen kleedje uit haar fietstas en gaat in het gras onder een boom zitten. ,,Ik heb mijn levensverhaal geschreven en ben gezond, maar wel in de zestig. Er komt een dag dat ik afscheid neem van de kudde.” Het zoeken naar een opvolger die de kudde, het fokprogramma en het natuurbeheer met passie kan voortzetten is in volle gang.
,,Ik wil met mijn fotocamera de wereld over. Telkens een jaar het leven bij een andere schaapskudde vastleggen. Ervaren hoe de herder daar in de natuur leeft.” Want, zoals Duinkerken in haar boek vertelt: ‘De natuur is nooit gruwelijk, zij is altijd poëtisch en vol levensvreugde.’ Slaat die beschrijving ook op haar eigen leven? Ze glimlacht. ,,Zonder dieptepunten geen hoogtepunten. Door de beperkingen in je leven ontstaat diepgang. Ik heb nergens spijt van.”