Leven als in Downton Abbey? Die tijden zijn toch wel voorbij, zo blijkt uit boek Schitterende Ballast. 'Op een gegeven moment moet je beslissen: afbreken of opknappen?'
De Fraeylemaborg in Slochteren. Foto: Archief DvhN
Een veilige toekomst voor de fraaie kastelen, borgen en havezaten in ons land bleek met het aanbreken van meer democratische tijden steeds minder een vanzelfsprekendheid. Het boek Schitterende ballast zet de schijnwerpers op de strijd voor het behoud van deze stenen erfenis van de heersers van toen.
‘My home is my castle’, zo luidt een Brits spreekwoord waarmee de eilandbewoners de onschendbaarheid van de private levenssfeer benadrukken. Maar vanaf de zeventiende eeuw was het eerder andersom en luidde het devies: ‘my castle is my home’. In deze eeuw begint het verhaal van de Nederlandse buitenplaats.
De nouveau riche sloeg massaal aan het bouwen, vooral rond de steden in Zeeland, Utrecht, Holland en Friesland. Alhier hield men er een adellijke levensstijl à la Downton Abbey op na, compleet met bedienden, een welvoorziene bibliotheek, koetsen en met champagne overgoten slipjachten. Noblesse oblige aldus.
Mooi zo’n buitenplaats, maar stook het maar eens warm
Maar er braken povere tijden aan. Mooi zo’n stenen stulp, maar stook het maar eens warm. Vooral na de twee wereldoorlogen en derhalve kwam de klad erin. Uitdijende dorpen en steden slokten het landgoed op. Menig borg of landgoed werd verkocht of gesloopt.
Het mocht wellicht ook een onsje minder, want aan buitenplaatsen was er bepaald geen gebrek. „Er waren er echt ontzettend veel’’, vertelt hoogleraar Hanneke Ronnes, die de hoofdredacteur is van het boek. Zij bekleedt de bijzondere leerstoel historische buitenplaatsen en landgoederen aan de Rijksuniversiteit Groningen.
„De meeste werden tussen de tweede helft van de zeventiende en medio de achttiende eeuw gebouwd. Alleen al rondom Amsterdam waren het er iets van zeshonderd.” In Drenthe en Groningen waren het er beduidend minder. „Met de opkomst van de steden, kwamen er ook meer buitenplaatsen. Dit zijn minder geürbaniseerde gebieden. Groningen is een echt borgenland.”
Mevrouw Van der Hoop-Star Numan was eigenaar van de Fraeylemaborg. Zij werd in 1959 tachtig jaar. Het boek Schitterende Ballast beschrijft deze gebeurtenis: 'Dit werd in stijl gevierd met familie, personeel en pachters. Veel aanwezigen beleefden dit als een laatste uiting van een bijna verdwenen tijdperk.
Vanaf de negentiende eeuw begonnen de eigenaren zich toch wat achter de oren te krabben. „Die historische buitenplaatsen zijn dan al oud. Er zit bijvoorbeeld veel hout in verwerkt en dat moet allemaal worden geverfd. Daar kwam bij dat het beheer van een historische buitenplaats ook vaak te duur werd. Zo gingen onder meer de loonkosten van het personeel omhoog. Tegelijk daalden de opbrengsten van bijvoorbeeld landbouwgewassen die op het domein van een buitenplaats werden verbouwd. Je kon nu veel goedkoper graan uit Amerika importeren. Dan moet je op een gegeven moment beslissen: afbreken of opknappen?”
Gezag van de kasteelheer betwist
Maar het was vooral de invoering van het algemeen kiesrecht – in 1917 voor mannen en drie jaar later voor vrouwen – die de kasteelheren en borgbewoners in de portemonnee raakt. Hieruit vloeide een belastingstelsel dat wel erg nadelig voor de Heer Bommels uitpakte. Bovendien wenste het ‘grauw’ zelf aan het politieke roer te staan, waarmee er een einde kwam aan de vanzelfsprekend geachte aanwezigheid van edelen die zitting hadden in allerlei overheden.
Dit ondervond ook Evert Jan Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren (1875 – 1952), de toenmalige kasteelheer van de Fraeylemaborg in Slochteren die zijn zinnen had gezet op de post van burgemeester in Sappemeer. Hij kreeg na zijn benoeming ongehoord veel tegengas van het toenmalige gemeentebestuur, hetgeen voorheen ondenkbaar was geweest.
Hofdansvereniging Les Gais Galants bij Havezate Mensinge. Foto: Koen Wieringa
Ronnes omschrijft deze periode in het boek als volgt: (…) ‘Al ver voor de Tweede Wereldoorlog waren de hoogtijdagen van het klassieke buitenleven in Nederland voorbij. Als je oude fotoalbums uit de jaren rond 1900 doorbladert, verschijnt nog de opgepoetste wereld van de belle époque. De albums tonen een onophoudelijke stroom herinneringen aan dejeuners, diners, uitstapjes, autorally’s, bruiloften, familiebezoeken, jachtpartijen, tennis- en golfwedstrijden, kuuroorden, dierbare huisdieren, personeelsleden en paarden, maandenlange reizen door de Méditerranée of Indië. (…)’
Foto van boeldag Fraeylemaborg doet pijn aan de ogen
Het moge duidelijk zijn: de teloorgang van de heren en dames die op hun sierlijke buitens vertoefden was in gang gezet. Er volgde een eeuw van sloop en verkoop. Ronnes: „Stukken landgoed werden verkocht aan treinmaatschappijen. Ook worden er lappen grond verkocht voor de bouw van villa’s. Dit leverde simpelweg geld op.”
Overheden en cultuurorganisaties sprongen in de bres. Al dat moois mocht niet zomaar staan te verkrotten. De Braak bij Paterswolde is in 1920 de eerste buitenplaats die door Natuurmonumenten wordt aangekocht. De natuurorganisatie nam aldus het wandelpark en natuurgebied dat bij het landgoed hoort in bescherming.
Het eigendom van landgoed Nienoord verliep bijzonder tragisch. Eigenaar Johan van Panhuys verdronk op 6 november 1907 met zijn vrouw, zoon en schoondochter. Zijn kleinkinderen wilden het landgoed in 1950 verkopen. De gemeente Leek kocht het voor de lieve som van 200.000 gulden.
Landgoed De Braak is een van de bossen in eigendom bij Natuurmonumenten Foto: Jaspar Moulijn
Havezathe Laarwoud. Foto: Archief DVHN
Landgoed Verhildersum in Leens. Foto: Archief Uitservice
De zeventiende-eeuwse havezate Laarwoud in Zuidlaren kwam in 1915 in handen van de gemeente. Een deel van het landgoed werd een wandelpark, een ander deel fungeerde als begraafplaats. De Groningse reder Rob Wagenborg is sinds 2002 eigenaar.
‘Groninger borg beroofd van zijn kunstschatten’
De Fraeylemaborg werd in 1971 eigendom van de Gerrit van Houten-stichting. Een foto van de ‘boeldag’ in 1971 op het terrein doet bijna pijn aan de ogen. Drommen mensen verdringen zich om de spullen die door de eigenaren, de gezusters Nanninga en Van Panhuys, te koop zijn gezet.
Over de inventaris was in het koopcontract geen woord gerept. Het Nieuwsblad van het Noorden schreef ‘Fraeylemaborg werd door 300 kopers uitgekleed’, Het Parool ging er met gestrekt been in en kopte: ‘Groninger borg beroofd van zijn kunstschatten. Het feodale tijdperk houdt uitverkoop.’ Zowel de gemeente als de Groninger Archieven waren ‘not amused’.
De provincie Groningen organiseerde in allerijl een bijeenkomst met fondsen er kwam uiteindelijk 1,4 ton beschikbaar om belangrijke kunstvoorwerpen veilig te stellen. „Men heeft later nog hard gewerkt zoveel mogelijk voorwerpen die destijds zijn verkocht terug te halen. Een fantastisch project.”
De Menkemaborg in Uithuizen. Foto: Anjo de Haan
Hoewel veel van de historische buitenplaatsen inmiddels alleen nog op oude topografische kaarten en schilderijen bestaan, denkt de hoogleraar niet dat de nog bestaande landgoederen een kommervolle toekomst wacht.
„Ik denk niet dat er nog veel zal worden afgebroken. We kwamen er tijdens het schrijven van dit boek onder meer achter dat er zoveel in handen van natuurorganisaties zijn, terwijl je juist zou denken dat het merendeel een museumfunctie heeft. Een aantal is particulier eigendom. Maar of ze nu dienst doen als museum, restaurant, hotel of kantoor, ik denk dat het allemaal min of meer veilige plekken zijn. Iedereen weet inmiddels wel dat er nog maar een fractie over is.”
Noblesse oblige
Een ietwat tot melancholisch stemmende gedachte. Waar voorheen de landheer- en dame over rust en schoonheid heersten, bestelt de toerist nu appeltaart met slagroom. Er is nog een handjevol families dat het voorvaderlijk landgoed nog in handen heeft. „Die hebben dus steeds weer een manier gevonden om te overleven. Hierbij zijn dikwijls flinke concessies gedaan, zoals het openstellen van het landgoed voor het publiek en dat soort activiteiten.
Zo is Duinrel nu een pretpark en is Landgoed Oldengaerde in Dwingeloo aan het Drents Landschap overgedragen. De woning is opgesplitst. Een deel is voor de familie en in het andere zitten twee B&B’s. Niet zelden zijn er allerlei ingewikkelde constructies bedacht om het beheer te regelen. Maar deze families zijn er nog steeds.”
Ach ja, noblesse oblige.
Schitterende Ballast
Het boek Schitterende Ballast. Buitenplaatsen in de moderne wereld (uitgeverij Wbooks) ligt vanaf 18 oktober in de winkel. Het boek is een initiatief van de stichting Van der Wyck-de Kempenaer die 25 jaar bestaat. Een van de doelen is het verrichten en bevorderen van onderzoek naar de geschiedenis van Nederlandse kastelen en buitenplaatsen. Oprichter is jonkheer H.W.M. van der Wyck. De redactie van het boek was in handen van Hanneke Ronnes, Conrad Gietman en Claartje Wesselink.
De presentatie van Schitterende Ballast is op 18 oktober in de Fraeylemaborg. Bron: Wbooks