Er wordt vaak beweerd dat Groningen, Drenthe en Friesland weinig met het slavernijverleden te maken hebben. Toch lieten de noorderlingen zich niet onbetuigd.
ROBERT JAN SPEERSTRA
Het is geen onlogische redenering. Groningen, Drenthe en Friesland waren niet betrokken bij de Vereenigde Oostindische Compagnie (opgericht in 1602) en alleen Groningen speelde een rol bij de West-Indische Compagnie (1621). Bovendien hadden ‘wij' zelf onze handel met het Oostzeegebied.
En dus hadden deze drie noordelijke provincies in de zeventiende, achttiende en een deel van de negentiende eeuw niet al te veel te maken met de slavenhandel en de slavernij in en buiten de Nederlandse koloniën, stellen deskundigen vaak. Dat was een zaak voor de provincies Holland en Zeeland.
Toch was de betrokkenheid groter dan doorgaans wordt beweerd, zeggen historici Barbara Henkes en Margriet Fokken van de Rijksuniversiteit Groningen. ,,Ook in het Noorden woonden bestuurders, directeuren en aandeelhouders van de zogenoemde Kamers van de VOC en de WIC'', vertelt Fokken. Daarnaast waren hier handelaren, scheepsbouwers, kapiteins en verzekeraars, evenals indirecte betrokkenen zoals missionarissen en kunstenaars.
Henkes en Fokken doen momenteel onderzoek naar de erfenis en de sporen van de slavernij in Noord-Nederland. Zij willen personen, plekken, gebouwen en objecten (bijvoorbeeld schilderijen) in kaart brengen.
Ook letterlijk. Het is de bedoeling dat er over ongeveer een jaar wandel- en fietskaarten verschijnen met routes door bijvoorbeeld de stad Groningen en het Friese platteland. De routes leiden geïnteresseerden langs buitenplaatsen en andere gebouwen en plekken die een belangrijke rol speelden in de tijd van de slavernij. Ook wordt er een gids of boekje uitgebracht.
Het duo krijgt sinds kort hulp van twee studenten die in Groningse en Drentse archieven speuren. Begin volgend jaar begint een derde student met onderzoek in de Friese archieven.
,,Eigenlijk zijn wij vorig jaar al gestart, in 2013, 150 jaar nadat de slavernij verboden werd'', zegt Henkes. ,,Wat bleek is dat ook noorderlingen anderhalve eeuw geleden vergoedingen kregen toen de slavernij werd afgeschaft. Eigenaren van slaven ontvingen een forse schadeloosstelling: 300 gulden per slaaf. Noorderlingen bezaten dus ook slaven. Zij speelden wel degelijk een rol.''
De historici willen niet de nazaten van de slavenhandelaren aan de schandpaal nagelen. ,,Wel willen we laten zien hoe dit doorwerkt in het heden. Dit leeft nog altijd. Niet ver weg in Suriname, maar breed in de huidige samenleving'', zegt Henkes. Haar collega Fokken gaat verder: ,,Dit is zeer actueel. Er zijn nog veel emoties, kijk alleen maar naar de discussie over Zwarte Piet.'' De twee willen ook de Surinaamse en Afrikaanse gemeenschappen in het Noorden bij hun project betrekken.
Slavernijverleden onder de loep
Steden als Amsterdam, Middelburg en Rotterdam kennen al gidsen of pamfletten over het slavernijverleden. ,,Noord-Nederland kan niet achterblijven'', vindt Henkes. ,,De elite had contacten door het hele land. Er waren allerlei verbanden, ook met het Noorden. Die brengen wij nu in kaart.''
Dat is best lastig, weet het duo. ,,Het is goed mogelijk dat nazaten van plantage-eigenaren geld van hun erfenis investeerden in de bestrijding van de slavernij - het zogenaamde abolitionisme - of dat winst uit koloniale activiteiten geïnvesteerd werd om de armoede van ‘paupers' in Nederland te verlichten.''
Ook Johannes van den Bosch, die begin negentiende eeuw in onder meer Frederiksoord, Boschoord en Veenhuizen kolonies liet bouwen om de armoede tegen te gaan, heeft zijn sporen in Nederlands-Indië en Suriname verdiend. ,,Het gaat om een gewelddadige geschiedenis van uitbuiting, maar de verhoudingen liggen niet altijd zo zwart-wit als wel gedacht wordt'', zegt Henkes. Over een jaar is het onderzoek af, zo is de verwachting.