Jaren geleden, in een zeer stressvolle periode in mijn leven onder andere als gevolg van mijn benoeming tot hoogleraar psychologie, raadde mijn vrouw mij aan hulp te zoeken bij een oudere vooraanstaande collega van wie ze wist dat ik daar groot respect voor had.
Maar juist omdat ik zo tegen hem opzag, vond ik hem hulp vragen moeilijk. Alsof ik me dan aan een zwaar wegend oordeel over mezelf en mijn eigen rol in mijn moeilijkheden zou blootstellen.
Wat me er uiteindelijk toe gebracht heeft hem te benaderen, weet ik niet meer. Wat ik wel weet, is dat het een van de betere beslissingen in mijn leven is geweest. Dat begon al met het eerste telefooncontact. Hij reageerde alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat ik hem belde. En op mijn vraag om een gesprek en mogelijk hulp bestond zijn antwoord uit twee woorden: ‘Maar natuurlijk’. Dat ene gesprek is door een reeks andere gevolgd. Wat me daarvan vooral is bijgebleven is niet zozeer de inhoud, maar hoezeer ik hem vertrouwde. En hoe dat vertrouwen gesprek na gesprek bleef bestaan of toenam.
Hij geloofde in mij
Terugkijkend besef ik dat mijn vertrouwen in hem gevoed werd door zijn vertrouwen in mij. Hoewel ik het eigenlijk wat al te André Hazes-achtig vind klinken, geeft de uitdrukking ‘hij geloofde in mij’ het toch het beste weer. Hij was in staat mij niet alleen te doen geloven dat ik op eigen kracht mijn moeilijkheden te boven zou kunnen komen, maar ook dat dit het begin van een nieuwe en mogelijk zelfs vruchtbaardere fase in mijn leven zou kunnen zijn.
Later hebben andere collega’s mij wel eens gevraagd wat voor therapeutische methode hij met mij had gevolgd. Mijn antwoord was: „Therapeutische methode? Ik heb niks van een therapeutische methode gemerkt.” Dat is een oprecht antwoord. Als ik al een naam aan zijn methode zou moeten geven, dan is het: vertrouwen bouwen.
Ik heb een wetenschappelijk onderbouwd bevestigend antwoord gekregen
Ik heb me dikwijls afgevraagd of wat ik als de essentie van mijn behandeling indertijd heb ervaren, ook voor anderen, in het bijzonder voor niet-psychologen, in psychologische behandeling geldt. Al lange tijd is dat voor mij overigens geen vraag meer want hij heeft een wetenschappelijk onderbouwd bevestigend antwoord gekregen.
Collega’s aan verschillende universiteiten, onder meer aan die van Manchester, Liverpool en New York hebben meerdere studies gepubliceerd waaruit blijkt dat of psychologische behandelingen genezend of schadelijk zijn, in belangrijke mate afhankelijk is van de kwaliteit van de therapeut-patiënt relatie.
Rationeel-emotieve therapie (RET), cognitieve gedragstherapie (CBT) en ondersteunende gesprekstherapie (OGT) doen het vooral dan beter dan enkel medicatie zoals in de vorm van antidepressiva als er sprake is van een hechte vertrouwensrelatie tussen patiënt en behandelaar. Is zo’n vertrouwensrelatie er niet, dan is niet uitgesloten dat die behandelingen klachtverergerend kunnen werken.
Iedere patiënt moet verzekerd kunnen zijn van zo’n vertrouwensrelatie
Conclusie? Iedere patiënt in de geestelijke gezondheidszorg moet verzekerd kunnen zijn van zo’n vertrouwensrelatie en met een zekere regelmaat uitgenodigd worden zich uit te spreken of zo’n relatie er nog is. Want, om met een variatie op een uitspraak van een van Engelands grootste dichters Alfred Tennyson te spreken: gebrek aan vertrouwen in je behandelaar is gebrek aan vertrouwen in alles.