De staatssecretaris voor asielzaken lijkt een opgewekte man.
Er zit iets in hoe hij zijn wenkbrauwen optrekt en zijn ogen lichtjes toeknijpt waardoor je steeds denkt dat hij gaat lachen.
Dat doet hij dan net niet.
Er valt natuurlijk ook helemaal niets te lachen. Elke avond zeulen met asielzoekers naar een sporthal hier of een evenementencomplex daar. Smeken bij gemeenten: ‘Doe alsjeblieft mee, dit is een crisis van ons allemaal’.
Zou hij, toen hij deze baan in het centrum van de macht accepteerde, geweten hebben dat dit zijn lot was?
De blaren op zijn tong praten. Bellen tot hij een ons weegt. ,,Rozendaal zegt ja! Rozendaal voor vijftig man. Biedt iemand meer? Ja! Borger-Odoorn voor honderd!’’
En dan zijn de bedden een keer geregeld, zijn er geen bussen en chauffeurs. Blijken de NS en de schoolreisjes alles te hebben ingepikt.
,,Eh, Rozendaal?’’
,,Oké, oké, we komen ze wel halen.’’
Toch oogt de staatsecretaris nog steeds vrolijk. Herhaalt blijmoedig de riedel over hoe het toch zo gekomen is. Schaart zich monter achter Kamerleden die kwalificaties als ‘gênant’ en ‘verbijsterend’ in de mond nemen. Toont met pretoogjes zelfs begrip voor de burgemeester die Ter Apel vergelijkt met Lampedusa.
Alleen toen hij vorige week midden in de nacht vluchtelingen in de Eurohal in Zuidbroek bezocht, was zijn sluimerende glimlach verdwenen. Wel kwam zijn stem, die steevast klinkt alsof hij zwaar heeft doorgehaald, op dat tijdstip beter tot zijn recht.
In Zuidbroek, waarop de Amsterdamse staatssecretaris de klemtoon vanzelfsprekend verkeerd legde, keek hij toe hoe mannen en vrouwen uit de bus stapten en zeulden met koffers en kinderen en zei hij vervolgens dat we het zo uiteraard niet wilden met zijn allen.
Daarna ging hij slapen.
Om de volgende dag hetzelfde te zeggen.
In de Eurohal in Zuidbroek stonden ook de asielzoekers op om weer hetzelfde te doen als de vorige dag: wachten op een bus. Ondertussen aten ze wat, kletsten met elkaar, ontdekten de supermarkt in Zuidbroek.
De meeste asielzoekers waren niet boos, eerder gelaten. Een enkeling leek, in hoopvolle verwachting van een nieuwe toekomst, zelfs wel opgewekt.