Mijn huisgenote is, samen met een vriendin, Italiaans aan het leren. Dat gaat voorspoedig; ze is ruimschoots het glorierijke ogenblik voorbij dat je opeens doorhebt hoe een zin in elkaar zit, en niet meer in twijfel verkeert of je met een zelfstandig naamwoord of een werkwoordsvorm te maken hebt. Ook haar vocabulaire breidt zich dagelijks uit. Ik dien als vraagbaak, maar steek er tevens het nodige van op, want ze komt allerlei alledaagse woorden tegen, die ik in mijn voornamelijk hooggestemde lectuur niet aantref.
Italiaans was de eerste vreemde taal die ik me, na de op het gymnasium destijds verplichte vijf, voor mijn genoegen eigen maakte. Daarna volgden, want ik kreeg er schik in, Spaans, Portugees, Russisch en Roemeens. Niet dat ik me in deze tongen foutloos verstaanbaar kan maken, maar lezen lukt zonder ernstige problemen, waarbij mijn belangstelling vooral uitgaat naar de poëzie, die je nu eenmaal in het origineel moet genieten om te zien of vertalingen wel kloppen.
Indien je twee talen tegelijk wilde leren, kon je beter vasten
Er bestaan verscheidene theorieën over de ideale wijze van het snel leren van een taal. De leukste vind ik die van Willem Sandberg, de legendarische directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, die betoogde dat er in dezen twee manieren waren: vasten, waarvan hij geloofde dat het een positieve invloed had op het denkvermogen, of verliefd worden op iemand die van kindsbeen af die taal sprak. Maar, waarschuwde hij, indien je twee talen tegelijk wilde leren, kon je beter vasten.
Waar men volgens de volkswijsheid altijd terugkeert tot zijn eerste liefde, is mij het Italiaans in de loop der jaren steeds dierbaarder geworden, en ga ik bij voorkeur naar Italië op reis. In tegenstelling tot Fransen (vooral Parijzenaars) betonen Italianen zich gemeenlijk glunder wanneer je hun taal probeert te spreken, wat tot voor kort geen luxe was, want met Engels kwam je niet ver.
Er is geen tijd om na te denken hoe het verder moet
Als je al begrepen werd, was het antwoord vrijwel zonder uitzondering niet te verstaan. Hoewel, de jongeren beginnen tegenwoordig net als bij ons terstond in het Engels tegen iedereen van wie men vermoedt dat hij een buitenlander is. Dat is frustrerend als je juist poogt je in foutloos Italiaans uit te drukken.
Deze ontwikkeling daargelaten, doet zich een lastig verschijnsel voor als men zich redelijk verstaanbaar kan maken in een andere taal. Omdat vooral je openingszin in het algemeen foutloos is, gaat de native speaker ervan uit dat je hem kunt volgen wanneer hij je in zijn gewone tempo van repliek dient. Er is zodoende geen tijd om na te denken hoe het verder moet, en je vervalt in meelijwekkend gestamel.
‘Ik word nooit moe in mijn mond’
Ooit had ik een geliefde die een groot deel van het jaar in Rome woonde en zich dientengevolge voorbeeldig redde in de landstaal. Toen ze weer eens in Amsterdam was, zaten we in een taxi, en ik vroeg haar of ze daar niet moe van werd, omdat Italiaans voornamelijk vóórin de mond gesproken wordt. „Ik word nooit moe in mijn mond”, verklaarde zij. Ik kon me niet inhouden, en zei, tot onmiskenbare opgetogenheid van de chauffeur, dat ik al mijn hele leven naar zo’n vrouw op zoek was.