We leven in jachtige tijden. Terwijl ik dit schrijf, moet het conclaaf nog beginnen, maar het is niet uitgesloten dat er al een paus gekozen is wanneer u dit leest.
Voor velen liggen de Meidagen alweer ruim achter ons. Niettemin wil ik daar nog even op terugkomen.
In de aanloop naar Dodenherdenking was er nogal wat te doen over het al dan niet erbij betrekken van de tragedie in Gaza. Daar was verzet tegen (wel een leuk woord in dit verband): de zaak zou daardoor te veel politiseren, en men vreesde de antisemitische inslag van pro-Palestijnse betogers. Dat laatste maakt het inderdaad ingewikkeld de ook in mijn ogen verwerpelijke regeringssteun aan Israël te veroordelen; je wilt aan beide kanten niet geassocieerd worden met griezels, al klinkt het ‘Nooit meer’ allengs hypocrieter.
Loodzwaar
In de afgelopen 80 jaar is de Dodenherdenking vaker van karakter veranderd. Ik werd als kleine jongen door mijn vader meegenomen naar de jaarlijkse plechtigheid, want de schaduw van de Oorlog lag nog loodzwaar over mijn jeugd, maar in die dagen speelde de Jodenvervolging nog nauwelijks mee. Het ging over het Verzet, waaraan – geloofde men destijds – vrijwel het hele Nederlandse volk had deelgenomen.
Pas eind jaren 60 begon dat te veranderen, en werd de Shoah (om het afzichtelijke woord ‘Holocaust’ te vermijden) steeds meer de kern van herdenkingen. Tegelijkertijd groeide het besef dat het met die vaderlandse heldhaftigheid zo’n vaart niet gelopen had, en dat het merendeel van de bevolking zich er vooral om had bekommerd de Bezetting zonder kleerscheuren door te komen.
Op het laatst ging het eigenlijk alleen nog maar over het gruwelijke lot van de Joden, en werd er ook steeds meer bekend over de harteloze wijze waarop er met de schaarse overlevenden was omgegaan, die dikwijls hun in bewaring gegeven bezittingen niet van zogeheten ‘bewariërs’ teruggekregen hadden, en soms zelfs nog achterstallige belastingen moesten betalen. Veel trots verkeerde in schaamte.
Uithongeren van Gazanen
De plotselinge opleving van antisemitisme van de laatste twee jaar heeft de meesten van ons dan ook overvallen. Het was er natuurlijk altijd onderhuids, maar de hier en daar toenemende salonfähigkeit ervan is schokkend. Dat de vermoorde Joden niets te maken hebben met het uithongeren van Gazanen, kun je die lui blijven uitleggen, maar het helpt niks.
Bij de laatste herdenkingsbijeenkomst vroeg een medebezoekster ons of we ‘ondanks alles toch maar waren gekomen’. Alsof je je door het beleid van dit meest beschamende kabinet sedert jonkheer De Geer zou moeten laten weerhouden! De interim-burgemeesteres hield een toespraak, waarin mij de opmerking trof dat je het ‘Nooit meer’ tegenwoordig eigenlijk alleen maar fluisterend kon zeggen.
Na de alom waardig verlopen Dodenherdenking volgde Bevrijdingsdag, waarbij het dit jaar wel tot enkele ongeregeldheden is gekomen met gemaskerde jongeren, die met enge vlaggen zwaaiden. Om één of andere reden is dat minder erg.
Bevrijding
Een vrolijke anekdote ter afsluiting. Onlangs werd een Nederlandse rechtshistorica benoemd op een leerstoel in het Duitse Münster. Tijdens beraadslagingen over de datum waarop zij haar inaugurele rede zou houden, suggereerde iemand de vijfde mei. Ze vertelde dat op die dag bij ons de Bevrijding gevierd werd. Dat wekte belangstelling: ,,Von den Spaniern?”