Dikwijls ontvluchten wij de stad in de week van mijn verjaardag (‘de jubilaris bleek wederom onvindbaar voor zijn talloze bewonderaars’).
Die viel dit jaar op Eerste Paasdag, en we waren in Antwerpen. Het aardige van Antwerpen is dat je onmiskenbaar in het buitenland vertoeft, maar dat iedereen er Nederlands spreekt.
Wel is het verstandig je ervan bewust te zijn dat de inwoners niet per se dol zijn op hun noorderburen. Die hebben, mede dankzij uitbundige vrijgezellenfeestjes en de daarmee gepaard gaande tomeloze dronkenschap, een minder gunstige reputatie opgebouwd. Opmerkingen over ‘dat sappige taaltje van jullie’ maken de zaak niet beter.
Wellevend
Deze gevoeligheid indachtig stelden we ons extra ingetogen op, en werden daarvoor beloond met een wellevendheid die in het vaderland niet vaak voorkomt (verwarrend is wel dat ‘u’ in het Vlaams ook gewoon ‘jij’ kan betekenen, dus wat wij als uiterst hoffelijk ervaren, hoeft dat niet altijd te zijn).
Na jaren van renovatie was het Museum voor Schone Kunsten weer toegankelijk, waar ik speciaal heen wilde vanwege het portret van Agnès Sorel door Jean Fouquet. Deze maîtresse van de Franse koning Karel VII is geschilderd als Madonna die op het punt staat het Kindeke de borst te geven, wat de kunstenaar in de gelegenheid stelde één van heur sterkste troeven in beeld te brengen. Tot mijn verbazing werd haar naam niet vermeld op het toelichtende bordje.
Daverend orgelspel
Op Paaszondag woonden we de Hoogmis bij in de imposante Onze Lieve Vrouwe-kathedraal. Nu, ik heb verscheidene roomse kerkdiensten meegemaakt, maar dit was andere koek: de plechtigheid werd omlijst door wat men niet anders dan een compleet concert kan noemen, met een professioneel koor dat het Gloria van Vivaldi en Händels Halleluja ten gehore bracht, en daverend orgelspel.
Het was een mis met vijf heren, zoals dat heet, terwijl de preek gehouden werd door de plaatselijke bisschop. Dat was een betoog zoals dat alleen in Vlaanderen kan; hij vergeleek het paasfeest met een wielerwedstrijd, waarbij ten onrechte (volgens hem) de finish meer aandacht krijgt dan de start. Pasen was juist een nieuw beginpunt, en daar moesten we minstens zo geestdriftig over zijn. Ik geef het maar even in mijn eigen woorden weer.
Niemand vermoedde nog in de verste verte dat daags nadien de paus zou sterven. In zekere zin is het jammer dat zulks niet 24 uur eerder was gebeurd; dan had men bliksemsnel moeten improviseren, en was het karakter van de viering geheel anders geweest. Ik had dat wel eens willen meemaken.
In vaders neus knijpen
Het geheel duurde ruim twee uur, want ze doen de dingen daar niet ten halve. Vóór ons zaten ouders met een zoontje van een jaar of 6, en in de rij dáárvoor een stel met een meisje van ongeveer dezelfde leeftijd, dat wanneer ze zich niet onledig hield met het in de neus knijpen van haar vader ongebreideld flirtte met voornoemd knaapje.
Onwillekeurig dacht ik aan Dante en Beatrice, die bij hun ontmoeting nauwelijks ouder waren, en aan Petrarca, die zijn Laura in de kerk ten eersten male zag. In tegenstelling (hoop ik) tot deze dichters viel het jongetje echter al snel in een diepe slaap.