De handkusjes gaan door het raam. Van de vrouw op het perron met het lange blonde haar en de roze sweater naar de twee meiden in de trein.
En terug.
,,Mwá, mwá, mwá, mwá, mwá!’’
Hartstochtelijk afscheid op station Assen. Iets na achten op een doordeweekse ochtend.
Als de trein is vertrokken vloeit alle passie en energie onmiddellijk weg en leggen de twee hun hoofden tegen het raam en sluiten de ogen. Ze dragen gewatteerde zwarte jasjes en witte sneakers. De een verschuilt zich onder een rode baseballpet, de ander heeft het zwarte kroeshaar hoog opgebonden.
Drenthe raast in fris lentegroen aan ze voorbij. De vrouw in het roze is alweer ver weg.
De rode pet doet haar ogen halfopen en kijkt naar de tas van haar metgezel. ,,Heb je water bij je?’’
Nee. Zucht.
Ogen weer dicht.
Dan klinkt de klaarwakkere stem van een hoogblonde jongedame door de coupé. ,,Oh, ik zou elke avond wel samen willen slapen’’, verzucht ze.
Net had ze het met haar vriendin nog over hun eerste stappen op de arbeidsmarkt, nu gaat het over de voor- en nadelen van samenwonen.
,,Hij heeft avonddienst’’, zegt de vriendin. ,,Komt ie om 1 uur, half 2 in bed en ik moet echt vroeg op de volgende dag.’’
,,Samen slapen is zó gezellig.’’
,,Ik ben ook wel gehecht aan af en toe een uurtje voor mezelf.’’
,,Echt?’’
Tussen de soezende meiden met de witte sneakers blijft het stil. Ze hebben hun benen uitgestrekt, hun voeten raken elkaar nonchalant.
Vertrouwd als familie, zussen waarschijnlijk. Geen woorden nodig.
Misschien denken ze nog aan de vrouw die ze zo uitvoerig kusten door het raam. Missen ze haar enthousiaste aandacht, of zijn ze juist blij even verlost te zijn van de goede wil. In de tas naast ze op de bank zitten kleren, vermoedelijk van een logeerpartij.
De rode pet hijst zichzelf even overeind. Haar blauwe sportbroek heeft witte strepen, onder haar arm klemt ze een Adidas-tasje. ‘Just do it’ staat op het grote label aan de rits van haar jas.