De zwarte zaden waarmee Abrahams mosterd werd gemaakt heten brassica nigra, zo lees ik op een groen uitgeslagen schutting in Eenrum die is overgroeid met bramenstruiken. Je zou de mosterdplantjes daar ter plekke moeten kunnen proeven, maar of ze er nog groeien is onduidelijk in de herfstbrij op de grond.
Zeker is dat Abrahams Mosterdmakerij is gesloten. Failliet.
,,Alles verdwijnt uit het dorp’’, zegt de vrouw die met haar man in trainingsbroek knus aan haar zijde, een lege boodschappentas in de hand, op haar dooie gemakje naar het supermarktje schuifelt. ,,Dat vind ik wel erg.’’
Ik ben net langs de weekmarkt van Eenrum gelopen, zag onderweg een kapper, schoonheidssalon, kledingwinkeltje, lunchtentje, kaarsenmakerij, restaurant. Dit was hoe de dorpen vroeger waren, vermoedde ik nog, maar waar ik niet bij stilstond was dat er verder nauwelijks een mens op straat liep.
,,We hebben ook geen inwoners meer’’, stelt een vrouw die met haar man aanstalten maakt voor een fietstochtje over het Hogeland. ,,Ze slapen hier alleen maar, verder niets.’’ Neem haar overburen, wonen 2,5 jaar in het dorp, één keer gesproken.
Het tasje dat ze aan haar stuur heeft hangen leidt me af. Zo’n tasje met een plastic doorzichtig hoesje bovenop, de landkaart er opgevouwen ingeschoven. Ik zie mijn vader zo weer staan in Frankrijk, tussen de zonnebloemen, gebogen over precies zo’n tasje, zoekend en zuchtend.
In onze vakanties reden we zo van het ene schilderachtig dorpje naar het andere. Maakten foto’s van de pittoreske straatjes, hoe ouder hoe beter. Bij het veranderende dorpsleven stond ik, stadskind, niet stil.
,,Ze bouwen hier nooit iets nieuws’’, zegt de man die straks achter zijn vrouw aan zal fietsen. ,,Dat moet allemaal in Leens.’’
In Eenrum doorkruisen Pieterpadlopers het dorp. Opgewekte types met stevige wandelschoenen en blozende koppen. Ze passeerden Groningse akkers, misschien zelfs met brassica nigra erop, en verkennen nu in ferme tred het authentieke wierdedorp met dertiende-eeuwse kerk.
En natuurlijk vinden ze het prachtig.
,,Leens’’, zuchten de mopperende Eenrumers hoofdschuddend. ,,Daar wil je toch niet dood gevonden worden.’’