'Er is een nauwe band tussen AI, milieu en klimaat.' Foto: Shutterstock
Algoritmes en chatrobots ontwikkelen vreet energie en ruimte, schrijft Lode Lauwaert. AI heeft tal van voordelen, maar de nadelen beperken zich volgens hem niet tot kwesties als privacy en discriminatie.
Sinds de lancering van ChatGPT beheerst artificiële intelligentie (AI) het nieuws. In het debat daarover is al meermaals gewezen op discriminatie, op problemen rond privacy, en sommigen beweren zelfs dat de nieuwste generatie chatbots ons collectief dom en lui zou maken.
Sommige van die kritieken zijn terecht en moeten we ernstig nemen. Toch is het opvallend dat het vaak over specifieke problemen gaat: vrij goed zichtbare problemen die een rechtstreeks effect hebben op ons: privacy en discriminatie.
Daardoor dreigt niet alleen het gevaar dat belangrijke voordelen van de technologie naar de achtergrond verdwijnen – voordelen voor de medische sector, bijvoorbeeld. Het risico is ook dat een minder zichtbaar nadeel onder de radar blijft: de ecologische impact. Er is een nauwe band tussen AI, milieu en klimaat.
AI kost energie
AI zit in de cloud, wordt vaak gezegd. Dat is een begrijpelijke formulering, maar ze is ook misleidend. AI hangt niet in de lucht, maar zit in computers. Die worden gemaakt op basis van onder meer mineralen en metalen, die worden gedolven op grote mijnsites.
Als je luchtfoto’s van zulke sites bekijkt, zie je vaak grote zwarte vlekken. Dat zijn putten gevuld met modder die naar boven is gehaald bij het ontginnen van de mineralen en metalen. In die modder zitten toxische stoffen die onwenselijke effecten op planten en dieren kunnen hebben.
De computers waarop AI wordt getraind, staan in datacentra, doorgaans kolossale gebouwen. Om een idee te geven: een van de grootste datacentra ter wereld, het Utah Data Center in de Verenigde Staten, bestrijkt een oppervlakte van maar liefst 1,5 miljoen vierkante meter (anderhalve vierkante kilometer).
Als je weet dat overal ter wereld zulke enorme centra worden gebouwd, dan besef je ook dat een niet gering deel van het aardoppervlak wordt bezet door kolossale gebouwen vol computers. Daar kunnen geen organismen leven en geen bomen groeien die CO2 uit de lucht halen.
Koeling is noodzakelijk
Is dat nog niet overtuigend? Wie langer dan 30 minuten surft, weet dat computers en smartphones warm worden. Datacentra moeten met andere woorden worden gekoeld met behulp van energieslurpers: airconditioners. De cijfers liegen er niet om. De hoeveelheid energie die vandaag wordt gebruikt om uitsluitend datacentra te runnen, is naar schatting gelijk aan de hoeveelheid energie die in 1850 wereldwijd werd verbruikt.
En als we in dat tempo verdergaan met het trainen van algoritmen, zo luiden voorspellingen, dan zou de hoeveelheid energie die in 2040 nodig is om alle datacentra te runnen, gelijk zijn aan de totale hoeveelheid energie die we vandaag wereldwijd nodig hebben (los van AI). De datacentra van Google alleen al hebben ongeveer 15 miljoen megawattuur per jaar nodig, wat overeenkomt met een vijfde van wat ons land per jaar verbruikt.
AI en broeikasgassen
Die energiekosten zijn natuurlijk niet alleen een financiële kwestie. Energie gaat – hoewel dat niet meer hoeft – nog al te vaak gepaard met de uitstoot van broeikasgassen. Dat is niet anders in het geval van slimme technologie.
Ook hier laten de data weinig aan de verbeelding over – het gaat hier uiteraard niet over elk algoritme, maar wel over erg populaire AI, zoals ChatGPT of het aanbevelingsalgoritme van Youtube. Zulke systemen trainen levert een uitstoot op van naar schatting 200.000 kilogram CO2.
Ter vergelijking: een gemiddelde Europese vlucht tussen pakweg Brussel en Rome stoot per persoon ongeveer 500 kilogram koolstofdioxide uit in de atmosfeer. Onderzoekers vermoeden dat rond 2040 naar schatting 14 procent van de wereldwijde uitstoot van CO2 afkomstig zal zijn van slimme technologie.
Datacentra op de bodem van de zee
Sommigen werpen op dat algoritmen trainen in de toekomst (voor een groot stuk) klimaatneutraal kan gebeuren. Dat klopt, bijvoorbeeld omdat datacentra op de bodem van de zee of onder de grond worden gebouwd, op plaatsen waar het veel koeler is en dus minder energie nodig is – zie ook Meta/Facebook, dat in Zweden een datacentrum liet bouwen.
Niettemin is er dan nog altijd de volgende ongemakkelijke waarheid. Bedrijven als Total en ExxonMobil beschikken over speciaal opgerichte divisies om algoritmen te trainen, met maar één doel: zo snel en efficiënt mogelijk fossiele brandstoffen detecteren en delven. Dus zelfs als AI ontwikkelen en trainen niet meer gepaard zou gaan met de uitstoot van broeikasgassen, dan nog zou slimme technologie wellicht het klimaatprobleem versterken.
Dat is uiteraard geen pleidooi om AI te verbieden. En uiteraard moet de ecologische impact worden afgewogen tegenover de voordelen. Maar een kosten-batenanalyse van AI veronderstelt wel dat we een goed zicht hebben op alle kosten, niet alleen op problemen zoals discriminatie of de schending van privacy.
Kortom, als we het over AI hebben, moet we het ook over het klimaat hebben, en niet alleen over privacy en discriminatie. En als over het klimaat wordt nagedacht, mag het niet alleen gaan over vliegreizen en vlees eten, maar ook over chatbots, Tiktok en andere AI
Lode Lauwaert is Professor techniekfilosofie en Chair Ethics and AI (KU Leuven). Auteur van ‘Wij, robots. Een filosofische blik op technologie en artificiële intelligentie’ (LannooCampus)