In de chaos van die zomer in Ter Apel, was zij de rust. De jonge Palestijnse vrouw bekeek het geduw en getrek en de stress en de wanhoop alsof ze er geen onderdeel van was. Alsof zij daar niet ook stond, zonder slaapplek, met haar aan rugpijn lijdende oude moeder aan haar zijde.
„Wat gebeurt hier?”, vroeg ze op neutrale toon een COA-medewerker. Alsof ze mij was: een journalist die vragen stelde en observeerde, een buitenstaander.
Er gebeurde die dag te veel om te vertellen. Wat ook gebeurde was dat zij me uitnodigde om aan te schuiven bij hun veroverde schamele plekje onder het tentdoek. In kleermakerszit zaten we op de grond, omringd door reistassen en vermoeide vluchtelingen. Ze gaven me iets lekkers, een chocoladereep denk ik – ik weet alleen nog dat ik me schaamde om het aan te nemen.
Ondanks alles was het die middag bijna gezellig. Ik kon ze ook niet goed uitleggen wat er gebeurde, maar we lachten om het eten dat rondging (een snotterige stamppot), om de machteloze dranghekken waarmee het COA iets van organisatie probeerde te creëren, om de simpele dingen waar niemand aan dacht (een stoel voor haar moeder?). We vertelden kleine stukjes uit ons leven, zoals je doet als je nieuwe vrienden maakt.
Daarna liet ik haar achter. Ik moest nog een stukje tikken.
Toen ik die avond via de app vroeg of ze een slaapplaats hadden gevonden, stelde ze me eerst gerust en bedankte me daarna uitvoerig voor mijn aandacht en betrokkenheid die zo veel voor haar betekende. Daarvan moest ik, voor eerst in die crisisweken, huilen.
Het was niet uit medelijden, of om de ellende die ik had gezien. Ik schoot vol omdat het niet eerlijk voelde: ik gaf haar die aandacht omdat het mijn werk was. Ik was geen weldoener, ik was een verhalenschrijver met ‘asiel’ in portefeuille.
Anderhalf jaar later, schrijvend over de spreidingswet en de nieuwe crisis waarbij Ter Apel weer in de steek wordt gelaten, weet ik dat het moeilijk anders had kunnen gaan. Je raakt pas serieus betrokken als je ergens verantwoordelijkheid voor draagt. Geef mensen (of gemeenten) gewoon een taak en ze zien wat er nodig is. Zoals ik die Palestijnse pas echt zag toen ze onderdeel van mijn werk werd.
Soms denk ik nog aan haar, steeds vaker nu er weer oorlog woedt op haar geboortegrond. Ik weet niet waar ze nu is, haar telefoonnummer van toen werkt niet meer. Dat heeft een voordeel: ik hoef haar nooit uit te leggen waarom het wéér gebeurt in Ter Apel.