‘Actie! Indomie! Megapak voor 1,79 euro’, schreeuwt het bord naast de kassa van de lokale Amsterdamse drogist. Opzwelnoedels in de smaken groente, kip of biefstuk. Ik ben even in Nederland en kan blijkbaar niet ontsnappen aan dit Indonesische fabricaat.
Onze V/M
Iedere week hebben we een column van Onze Vrouw/Man, een mediacorrespondent uit een ander continent. Saskia Konniger (Eibergen, 01-11-1974) is sinds 2018 freelance correspondent Zuid-Azië vooronder andere NOS, NRC, BNR, De Groene Amsterdammer, VPRO Bureau Buitenland. Ze schreef twee boeken over India en een avonturenroman over China. Ze studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en deed een postdoctorale opleiding radio- en televisiejournalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze woont in Jakarta, de hoofdstad van Indonesië.
Want ondanks dat de archipel een rijke traditie van overheerlijke gerechten heeft, kom ik de instant noedels werkelijk overal tegen. Op veel plekken in de wereld is de lokale keuken door verstedelijking en industrialisatie verschaald. In Indonesië kwam in de tijd van het regime van Soeharto de massavoedselindustrie op. Een van de bedrijven dat toen groot werd is Indofood. In 1972 brachten ze Indomie op de markt. Het werd een wereldwijd succes. De populariteit is begrijpelijk. Voorbewerkt voedsel is betaalbaar en tijdbesparend. Maar erg voedzaam is het meestal niet.
Ook viel me op dat in Indonesië werkelijk bijna alles in ruime hoeveelheden bakolie wordt gestort. En als de olie opraakt, is er paniek. De inval van Rusland in de Oekraïne leidde vorig jaar maart tot een ware bakoliecrisis. Omdat de productie van Oekraïense zonnebloemolie opeens stil lag, deed de halve wereld een beroep op de Indonesische palmolie. Met als gevolg dat de nationale voorraad tekortschoot.
Twee vrouwen op Borneo bezweken in de hitte
Ook speelden maffiapraktijken een rol. Palmolievoorraden werden door palmoliekartels achtergehouden om de prijs op te jagen. Wekenlang waren er protesten. Er kwam zelfs een protestsong. ‘Gek hoe snel de olie van de schappen verdwijnt. Zelfs als de prijs hoog is’, zong de Indonesische zanger Iwan Fals in het nummer Minyak Goreng, ofwel Kookolie.
Corruptie, stelde Iwan in zijn lied: ‘Door de zeven dikke multinationals. Ik ben verdrietig. Hebben ze geen hart? Ik ben ongerust. Waarom doet de politie niets? Is onze overheid zo gemakkelijk te bespelen?’ De tekorten waren zo ernstig dat de palmolie op rantsoen werd gezet. Mensen stonden uren in lange rijen voor de supermarkt. Nadat twee vrouwen op het eiland Borneo in de hitte bezweken omdat ze zolang op hun bakolie moesten wachten, tikte de overheid palmoliehandelaren op de vingers. Inmiddels bakt en frituurt iedereen weer volop. Vooral vlees.
Hoewel het Indonesische groentegerecht gado gado ook te verkrijgen is, mis ik de Indiase keuken. Ik probeer namelijk zo weinig mogelijk dieren te eten en in India is dat geen probleem. Dit land heeft een rijke vegetarische traditie. Op reis was mijn favoriet de ‘thali’. Overal verkrijgbaar, vers, smakelijk en gezond.
Een thali is metalen bord waarop vijf of zes kleine metalen bakjes worden geserveerd. In elk bakje zit een ander gerecht. Meestal een gekookt ei, op smaak gebracht door een milde curry, een linzensoep (dal), wat bloemkool met aardappel in een iets pittigere saus, een salade van komkommer en tomaat, eventueel wat kip en een bakje met curd (yoghurt) of raita (yoghurt met wat kruiden en knoflook). Naast de bakjes liggen meestal twee of drie schijfjes verse roti of een bergje rijst.
De Indonesische soto heeft dit gemis al verlicht. Deze soep, een bouillon, veelal getrokken van de onontkoombare kip, met wat taugé, uitjes en paksoi, is licht gekruid en wordt geserveerd met een hoopje witte rijst en augurkjes, sambal en ketjap manis (zoet), waarmee je de soep op smaak kan brengen. De soto doet wonderen voor de ziel en is al een favoriet geworden.
Maar de mooiste ontdekking tot dusver is de tumpeng. Dit bijzondere gerecht kwam op mijn pad toen ik in Yogyakarta was. De taalschool waar ik les had organiseerde elke donderdag een lunchritueel. ln het midden van de tuin was op een grote tafel een tumpeng opgesteld: een berg (gunung) van rijst, met eromheen allerlei groente en vleesgerechtjes, gemarineerd in kokos en andere kruidige sausen.
De tumpeng symboliseert een heilige berg of vulkaan
Op het punt van de rijsttoren stond een bamboehoedje. De tumpeng symboliseert een heilige berg of vulkaan en is ontstaan als een Javaans offerritueel. Mensen die oude Javaanse gebruiken in ere houden offeren voedsel in de vorm een tumpeng als dankzegging of afsmeking aan de natuurgoden die in de bergen, vulkanen en zeeën leven. De bamboepunt maakt verbinding met de hemel en de smaken verwijzen naar de elementen.
De tumpengofferande wordt tegenwoordig ook gemaakt ter gelegenheid van verjaardagen, huwelijken of andere bijzondere gelegenheden. En dus als viering van een mooie taalles. Elke donderdag stond ik met alle docenten en medeleerlingen in een kring rond de tumpeng. Na een dankzegging verzamelden we op een bananenblaadje onze maaltijd en peuzelden we samen de rijstberg op.