Sinds de wolf na 150 jaar afwezigheid in 2015 zijn rentree in Nederland maakte, is de beschermde status van het roofdier inzet van een verhit debat. De wolf is van grote waarde voor de biodiversiteit in de natuur, maar is ook een ernstige bedreiging voor vee.
In Noord-Nederland doodden wolven vorig jaar bijna 500 schapen. Het laat zich raden dat de eigenaren van het vee – eufemistisch gezegd – minder gelukkig zijn met de terugkeer van het roofdier dan de natuurliefhebbers. Ze zijn bovendien niet bij machte hun wettelijke plicht na te komen om hun vee te beschermen. Hun boosheid is begrijpelijk en verdient gehoor.
Een probleem met de beschermde status van de wolf is dat die is vastgelegd in Europese regels, waar ons land niet zomaar aan kan tornen. Om die reden heeft de provincie Drenthe met Friesland en Overijssel een brief gestuurd naar minister Christiane van der Wal, waarin haar wordt gevraagd in de EU een lager beschermingsniveau voor de wolf te bepleiten.
Ondertussen neemt Drenthe zelf maatregelen om runderen, varkens, ezels, paarden, pony’s en alpaca’s te beschermen tegen de wolf. De houders van deze dieren kunnen subsidies krijgen voor onder meer hekken en rasters om ze te beschermen. Gedeputeerde Henk Jumelet heeft daartoe besloten in het besef dat in Europees verband verandering veel tijd vergt.
Het is terecht dat de EU de wolf vanwege zijn belang voor de natuur koestert. Ruimere mogelijkheden voor het afschieten zijn uit den boze.
Nederland telt evenwel veel meer dieren en mensen dan toen de wolf 150 jaar geleden ons land verliet. Bij de snel groeiende wolvenpopulatie is het niet gepast lijdzaam af te wachten hoe daardoor steeds vaker problemen ontstaan. Wat meer flexibiliteit in de regelgeving is gepast zodat bijvoorbeeld per regio kan worden bekeken hoe het samenleven van mens, wolf en vee het best kan worden geregeld. Daar zijn provincies bij uitstek geschikt voor. Het zou Van der Wal sieren als ze die boodschap aan Brussel overbrengt.