De Rettenbach gletsjer in het Oostenrijkse Sölden. Foto: ANP
Behendig van de blauwe of keihard van de rode piste, bijkomen in de schirmbar tijdens de après-ski, uitkijken over de witte bergtoppen... Ook in ons platte landje zijn veel mensen verslingerd geraakt aan het wintersporten. Door klimaatverandering wordt een skivakantie echter steeds onzekerder en duurder. Dus hoe ga je zo groen mogelijk op wintersport? En kunnen we over een paar jaar nog wel naar de sneeuw?
Jaarlijks gaan ongeveer een miljoen Nederlanders richting de bergen om te skiën, snowboarden, langlaufen of wandelen. Heerlijk, die frisse berglucht, gezellige dorpjes en even een totaal andere omgeving dan het uitgestrekte Nederland. 65 procent van ons gaat daarvoor naar Oostenrijk. Ook Frankrijk, Zwitserland en Duitsland zijn gewilde bestemmingen. Sommigen reizen voor de sneeuwpret zelfs naar Tsjechië, de Pyreneeën, Scandinavië of Canada.
Die bestemmingen zijn ook direct een van de grootste problemen van wintersporten: skiën kan lang niet overal en de eindbestemming is ver weg. Dat vliegen en rijden, vaak compleet met dakkoffer of ruimbagage, creëert een hoop uitstoot (en het kan flink in de papieren lopen). Ook skiliften, sneeuwkanonnen en andere onderdelen van het wintersporten hebben impact op het klimaat. Hoog tijd om de uitstoot op een rijtje te zetten.
Vanuit Nederland richting de Alpen reizen kan met de auto, bus, trein of het vliegtuig. We beginnen met het vliegtuig: volgens de CO2-rekentool van Google Flights stoot iedere passagier tijdens een lijnvlucht vanaf Schiphol naar de Alpen zo’n 70-80 kilo CO2 uit. Een familie van twee ouders en twee kinderen komt daarmee op 600 kilo per vakantie. Hier komen andere broeikasgassen en de uitstoot van vervoer naar het vliegveld nog eens bovenop. Om maar niet te spreken over een vlucht naar populaire wintersportoorden als Canada of de Verenigde Staten.
Als deze denkbeeldige familie een gemiddelde Nederlandse dieselauto pakt (131 gram CO2 per km volgens Milieucentraal), zorgen de circa 1000 kilometers van Leeuwarden of Groningen naar Innsbruck voor ruim 126 kilo koolstofdioxide. Aan het einde van de vakantie heeft de familie zo ongeveer 252 kilo uitgestoten, minder dan de helft van een vliegvakantie.
Is de trein dan de beste optie? Die vraag is lastiger te beantwoorden. Sinds 2017 rijden alle NS-treinen in Nederland op windstroom en de wissels draaien op groengas. Met een nieuwe tool van de NS kun je ook direct berekenen hoeveel jouw treinrit uitstoot in vergelijking met de auto, wat het prijsverschil tussen de twee is en wat je snelste optie is. En wat blijkt? De Nederlandse trein wint het razendsnel van de auto op milieugebied, als je niet elektrisch rijdt tenminste.
Ga je echter de grens over, dan kom je nog best vaak een dieseltrein tegen. Die zijn een stuk minder groen dan onze treinen, maar uit cijfers van milieu-kennisplatform Crow blijkt dat jij je uitstoot nog steeds met ongeveer 50 procent naar beneden krikt. Alle grote touroperators (en de NS zelf) bieden tegenwoordig een skitrein aan. Één ding weet je zeker: het slaapt beter dan de achterbank.
Met de Glacier Express reis je van St. Moritz naar Zermatt, twee van de mooiste skigebieden in Zwitserland. Foto: Shutterstock
Hoe je het ook wendt of keert, uitstoten doe je toch. Moeten we dan maar ophouden met wintersporten? Nee, zegt Dirk van den Berg van Protect Our Winters Nederland. „Natuurlijk, niet meer naar de Alpen gaan zou een hoop uitstoot schelen. Maar genieten van die natuur is ook heel belangrijk, je moet alleen een manier vinden om dat zo groen mogelijk te doen. Daarnaast kun je geen hele industrie afschaffen, wintersport is ontzettend belangrijk voor hele communities.”
Protect Our Winters (POW), opgericht door de beroemde snowboarder Jeremy Jones, zet zich op verschillende continenten in voor duurzame wintersport en het bestrijden van klimaatverandering. De Nederlandse tak is nog maar net opgericht, legt Van den Berg uit. „Wij horen bij POW Europe, dat al een stuk langer bestaat. Samen met de organisaties uit bijvoorbeeld de Alpenlanden maken wij ons bij de EU hard voor klimaatactie.”
Van den Berg ziet dat we in Nederland een luxeprobleem hebben. „Wij hebben geen bergen en gletsjers om te beschermen. Wintersport is hier een luxeding, terwijl er in landen als Noorwegen duizenden banen afhangen van het seizoen.” Daarom richt POW Nederland zich op zowel de reiziger als de industrie. „Wij proberen mensen bewust te maken van de uitstoot en hoe ze die tegen kunnen gaan. Daarbij is een wereld te winnen, zowel voor het individu als voor de wintersportindustrie.”
Snow farming: het afdekken van sneeuw om smelten in de zomer tegen te gaan. Steeds meer gebieden doen hier, met gekke vergezichten als gevolg. Foto: ANP
Graaft de ski-industrie zijn eigen graf?
Die uitstoot moet zo laag mogelijk blijven, zoveel is zeker. Maar zijn wij wel het grootste probleem, of graaft de ski-industrie zijn eigen graf? Natuurlijk, het bouwen van hotels en restaurants voor al die toeristen is niet bepaald positief voor het milieu. Datzelfde kan echter gezegd worden van elke andere vakantiebestemming, ook in ons eigen land.
Het grote verschil met een strandvakantie? Dat zit hem in de sneeuwkanonnen, PistenBullys en skiliften, die elektriciteit, water en diesel slurpen. Uit grootschalig onderzoek van de Universität für Bodenkultur in Wenen (een onderzoeksinstituut voor hernieuwbare energiebronnen) blijkt dat het maken en onderhouden van sneeuw meer uitstoot dan het goed doet. Dat is ondanks dat (nep)sneeuw met het weerkaatsen van zonlicht meehelpt met het koel houden van de berg.
Hierin boeken grote skigebieden wel snel vooruitgang. Neem het Oostenrijkse Kaprun: alle liften draaien daar al op groene energie, veelal van zonnepanelen. De sneeuwkanonnen dienen ‘s zomers als windturbines en alle restenergie houdt gebouwen warm. Klimaatgroepen zien resorts dan ook niet als de grote boosdoener, vertelt Van den Berg. „POW is wel in gesprek met skigebieden over wat zij duurzamer kunnen aanpakken. Maar de Franse gebieden, waarvan een aantal het al heel goed doen, zeggen bijvoorbeeld ook: ‘zelfs als wij alles CO2-neutraal doen, dan nog komt iedereen uit andere landen, en de Britten vliegen zelfs.’ We moeten dus samen veranderen.”
Sneeuwkanonnen dragen vaak juist bij aan de opwarming van de aarde. Foto: ANP
Is innovatie de oplossing?
Gelukkig innoveren niet alleen de skigebieden. Er zijn een hoop voorbeelden van vooruitgang binnen de wintersportindustrie. Heb jij bijvoorbeeld een ski-jas van grote merken zoals The North Face of Burton? Zij kunnen hun kleding niet sneeuw- en waterdicht maken zonder Gore-Tex. Deze variant op teflon (net zoals de anti-aanbaklaag in je koekenpan) bleek echter zeer slecht voor de natuur te zijn. Het spul werd gevonden tot op de toppen van de Himalaya, en bovendien werkt het waarschijnlijk kankerverwekkend.
De uitvinders schrokken zich een hoedje toen Greenpeace in 2010 een actie tegen Gore-Tex startte. Binnen een paar jaar vonden de productontwikkelaars van W. L. Gore een groen alternatief. Sinds 2023 worden al hun spullen zonder schadelijke PFC-chemicaliën gemaakt. Ook jouw ski’s of snowboard - en zelfs de wax die daar onder zit - worden vaak steeds groener ontwikkeld.
Toch vragen veel onderzoekers zich af of innovatie onze wintersport kan redden van de ondergang. „Het is ecologische ironie”, vat Marcel El-Metwally het probleem samen. Als cultureel antropoloog onderzocht hij voor de Universiteit Leiden hoe wintersporters omgaan met het klimaatprobleem. Dat deed hij op de plek waar hij al jaren zelf actief is als snowboardleraar: skigebied Kaprun.
„Veel wintersporters willen het klimaat beschermen. Het probleem is dat ze een product afnemen dat daar actief afbreuk aan doet. De toeristische sectoren van skigebieden proberen steeds meer vakanties te verkopen. Dat gaat simpelweg niet samen met het verminderen van uitstoot zolang je niet volledig klimaatneutraal reist” concludeert El-Metwally.
Atleten maken ons enthousiast voor het wintersporten maar vliegen en rijden vaak de hele wereld over om hun sport uit te kunnen oefenen, met alle (klimaat)gevolgen van dien. Foto: ANP
Hoe je het ook wendt of keert, onze liefhebberij voor de besneeuwde bergen draagt flink bij aan het smelten van gletsjers en het sluiten van skigebieden. Bijna alle klimaatwetenschappers zijn het er over eens dat de Alpen nog dit decennium te maken gaan krijgen met een sneeuwafname van zo’n 50 procent.
Gaan wij net zo hard door met het verstoken van fossiele brandstoffen? Dan zou skiën in de Alpen rond 2050 best wel eens bijna volledig verdwenen kunnen zijn. Met de Thermometer van de Toekomst van de NOS kun je nu zelfs zien wat er tijdens jouw leven allemaal gaat veranderen op klimaatgebied.
Zullen onze (klein)kinderen dan nooit weten hoe het is om sierlijk van de rode piste te glijden? Als het aan Dirk van den Berg van POW ligt, ervaren ze dat in eigen land. „Op borstelbanen of in indoorhallen leren skiën is minder slecht voor het milieu dan je kind voor de sport meerdere keren naar Winterberg rijden”, legt hij uit.
Het is lastig voor te stellen dat een heuvel bedekt met plastic of een gigantische vrieskist de ‘groene’ opties zijn. „Die hallen stoten inderdaad best wat uit. Dat valt echter in het niet vergeleken met al het toerisme richting de buitenlandse skigebieden. Wij hebben dus qua klimaat liever dat een kind leert snowboarden in een hal met zonnepanelen op het dak, dan op nepsneeuw in Winterberg.”
Protect Our Winters geeft daarom les in ‘climate literacy’; het snappen van de impact die je hebt. De lessen zijn voor zowel volwassenen als kinderen, en ook over de grens vinden ze gretig aftrek. „Kinderen zijn heel geïnteresseerd in het klimaat en ze willen graag weten hoe ze kunnen helpen”, legt Van den Berg uit.
„Maar we merken ook dat professionele atleten onze lessen graag volgen. Die pakken dat direct op. De Duitse skiploeg wil bijvoorbeeld de gletsjer al niet meer op voordat het seizoen begint. Zij houden hun trainingskampen in de zomer nu in een indoorhal. Ook bedrijven veranderen echt, sommigen willen het héél graag. Dat vind ik mooi om te zien. Er is zo ontzettend veel te winnen.”