De kunstsneeuwproductie in de twaalf belangrijkste wintersportlanden slokt 103 miljoen kubieke meter water op. Foto: Jasper van Overbeek
Door de klimaatopwarming zullen Europese skioorden steeds meer te lijden hebben onder sneeuwschaarste. Bij een opwarming met 2 graden loopt de helft een hoog risico. Kunstsneeuw kan een beetje soelaas brengen, maar vreet water en energie.
De zomer mag dan nog niet zijn afgelopen, sommigen dromen misschien al van hun winterse skivakantie. Maar door de opwarming van de aarde valt er minder sneeuw en heel wat skipistes komen op termijn in de problemen. Hoe groot de kans op schade is, heeft een groep wetenschappers becijferd in een studie die in het vakblad Nature Climate Change is verschenen. Ze analyseerden de toekomstkansen van 2.234 skioorden in 28 Europese landen volgens verschillende klimaatscenario’s.
Evolueren we naar een opwarming met 2 graden, dan loopt 53 procent van die skioorden een hoog risico om met ernstige sneeuwschaarste te kampen. Wordt het 4 graden warmer, voorlopig nog een worstcasescenario, dan hebben ze nagenoeg allemaal prijs (98 procent). Sneeuwschaarste definiëren de onderzoekers als minder sneeuwval dan in de 20 procent magerste jaren van de referentieperiode 1961-1990. Dat kan verschillen naargelang de geografische ligging en de hoogte.
Slagen de skiresorts erin met kunstmatig geproduceerde sneeuw de helft van hun skipistes te bedekken, dan nemen de percentages van stations in de gevarenzone af tot respectievelijk 27 en 71 procent.
Vicieuze cirkel
Maar aan sneeuw maken hangt een prijskaartje, vooral wat water en energie betreft. Tegenwoordig slorpt de kunstsneeuwproductie in de twaalf belangrijkste wintersportlanden 103 miljoen kubieke meter water op. Ze soupeert zowat 13 procent van de jaarlijkse neerslag in de betrokken gebieden op. Met de opwarming van 2 graden zou dat tot 25 procent meer kunnen worden.
Er is ook aardig wat elektriciteit voor nodig, vandaag ongeveer 300 gigawattuur. Dat verbruik vertegenwoordigt een uitstoot van 78 kiloton CO₂. Wordt het 2 graden warmer, dan neemt die uitstoot toe tot 93 kiloton. Sneeuw maken gaat dus gepaard met de uitstoot van broeikasgassen, die de opwarming in de hand werken, waardoor er opnieuw minder sneeuw valt. Dat noemen klimaatwetenschappers een terugkoppeling. Je kunt ook van een vicieuze cirkel spreken. Tenzij de energie vooral uit hernieuwbare bronnen komt, maar dat zal op korte termijn nog niet het geval zijn.
Kunstsneeuw is maar verantwoordelijk voor een fractie van de uitstoot van het wintersporttoerisme. Het transport van al die skiërs stoot een veelvoud uit. ,,Toch is de productie van kunstsneeuw onlosmakelijk verbonden met de ski-industrie en belichaamt kunstsneeuw de uitdagingen waar de sector voor staat’’, schrijven de onderzoekers.
Daar komt nog een aspect bij, schrijft de Nederlandse onderzoeker duurzaam toerisme Paul Peeters in een begeleidend commentaarstuk. De wintersporters zullen in groten getale naar hoger gelegen gebieden trekken. Dat geeft langere afstanden, meer transport en dus meer uitstoot. Daar komt de toegenomen milieudruk op die plekken bovenop.
Comateuze patiënt
Lander Van Tricht, sneeuw en ijsonderzoeker aan de universiteit in Brussel, noemt de studie interessant, omdat ze de eerste is die het fenomeen voor heel Europa bekijkt. ,,Bovendien combineert ze als eerste de recentste klimaatprojecties en de impact van kunstsneeuw’’, zegt hij. Europa heeft de grootste skimarkt ter wereld. In 2019 telde het 209 miljoen skiërs, die goed waren voor een omzet van 30 miljard euro.
Van Tricht onderschrijft de conclusie dat sneeuw maken geen duurzame oplossing is. ,,Veel pistes in de lagergelegen gebieden zoeken alternatieve activiteiten, zoals mountainbiken. De toeristen kiezen voor hogere gebieden met meer sneeuwzekerheid. De skigebieden daar hebben meer middelen om in sneeuwmachines te investeren. Maar ook zij zijn bezorgd over de toekomst en leggen steeds meer waterreservoirs aan.’’
Het gaat om enorme investeringen en het is de vraag of dat rendabel blijft. Van Tricht: ,,Als het nog vaker droog blijft in de zomer en de herfst, zullen de watervoorraden slinken. En als de temperatuur hoog blijft in de maanden november en december – wat de jongste jaren geregeld gebeurt – dan wordt het te warm om kunstsneeuw te maken. Ook in de hogergelegen gebieden.’’
Is het, gelet op deze klimaatprojecties, zinvol die ski-industrie per se in stand te willen houden, vraagt de onderzoeker zich af. ,,Het is alsof je een verloren comateuze patiënt onnodig lang in leven houdt.’’