Elly Oudman-Kooistra bracht de Tweede Wereldoorlog door in een kindertehuis in Groningen. Haar moeder stortte in en werd opgenomen in een sanatorium in Assen. ,,Zo gek was ze niet, hoor.”
Eigenlijk heet ze Eltje. Maar door haar moeder werd ze altijd Elly genoemd. ,,Ik vind Eltje ook geen naam, hoor. Da’s toch niks? Maar ja, mijn moeder heette zelf zo. Ik ben naar haar vernoemd. En dit verhaal begint óók bij haar. Want als het geen oorlog was geworden, was mijn moeder niet doorgedraaid.”
De oorlog begint voor Elly Oudman-Kooistra (93) met marcherende Duitse soldaten. Als ze haar ogen sluit, ziet ze de bewapende mannen weer voor zich. Ze woont in mei 1940 in de Groningse wijk De Hoogte, vlakbij de Cortinghpoort. ,,Daar marcheerden de Duitse soldaten met hun geweren de Bedumerstraat in. We stonden als kinderen met open mond te kijken. Wij vonden dat interessant.”
Nu, vier hoog in Assen en een mensenleven verder, schrikt ze van haar eigen woorden. ,,Och, wat erg.”
Ze vertelt verder: ,,Toen ik thuis kwam om aan mijn moeder te vertellen wat er was gebeurd, zei ik dat de soldaten vast honger hadden. Of mama nog wat brood over had om aan ze te geven? Ze begon meteen te huilen. Pas veel later begreep ik waarom.”
‘Nu zijn ze allemaal weg’
Haar vader en moeder zijn dan al van tafel en bed gescheiden. Waarom ze uit elkaar zijn gegaan? Elly heeft geen idee. Ze is nog te klein. ,,Maar de vijf kinderen waren er al. Twee oudere zussen, een broer en nog eens twee meiden: mijn zusje en ik.”
Ze schudt haar hoofd. ,,Nu zijn ze allemaal weg. Niemand is nog over. Zelfs geen zwagers of schoonzussen. Behalve ik. Érg hoor. Daarom kom ik ook nooit meer in Groningen. En dat vind ik jammer. Want het blijft toch mijn geboortestad, waar ik ben getrouwd en twee van mijn kinderen heb gekregen.”
Terwijl haar vader uit beeld is, moet haar moeder in de eerste oorlogsdagen alle zeilen bijzetten om het gezin te onderhouden. Elly’s oudste twee zussen werken al om brood op de plank te brengen. Maar als de twee trouwen en de deur uitgaan, hebben ze hun loon nodig om hun eigen gezinnen te onderhouden.
‘Schreeuwen en alles’
Elly’s moeder kan de huur niet meer betalen. Zo komt ze met haar drie jongste kinderen op straat te staan. ,,We hebben één nacht in een pension in de binnenstad geslapen. Daarna heeft mama het nog geprobeerd bij haar moeder, die in de Visserstraat woonde. Maar we konden daar niet terecht. Toen is mijn moeder doorgedraaid. In de Boteringestraat is ze in elkaar gezakt. Schreeuwen en alles. Vreselijk, toch? Ze is meegenomen door de politie en uiteindelijk in Assen in het sanatorium van Port Natal (op de plek van het huidige WZA, red.) terechtgekomen.”
Elly blijft samen met haar broer Gerrit en zusje Finy in Groningen. De drie belanden in een kindertehuis in de Trompstraat, vlakbij de Radesingel en de huidige Oosterpoort. ,,Een prachtig gebouw. Marmeren gangen. Heel imposant.”
Hoe het leven is in het tehuis? Ach, zegt Elly. Honger lijden ze dankzij de gaarkeuken niet. Soep, bruine bonen en rode kool krijgen ze bijvoorbeeld. Maar Elly heeft geen warm thuis meer. ,,Ik zou haast zeggen dat het een beetje liefdeloos was. Je werd ja niet aangehaald, hé? En je had wel je verdriet. Natuurlijk miste ik mijn moeder. En mijn broer Gerrit puberde al en vertrok eerder uit het tehuis. Maar ik had gelukkig mijn zusje nog. En zij had mij.”
‘Hij groette, maar ik groette niet terug’
De oorlog gaat ondertussen verder. Al krijgt Elly daar niet bijster veel van mee. ,,In het tehuis was er geen normaal gezinsleven. Dan zou je aan tafel dingen bespreken. Maar mijn ouders waren er niet. Er ging heel veel aan ons voorbij.”
Ja, de Duitse soldaten maken net als tijdens het begin van de bezetting in 1940 nog steeds indruk op een jong meisje. Als er een op wacht staat bij school, bijvoorbeeld. ,,Hij groette, maar ik groette niet terug.”
Weer schudt ze haar hoofd. ,,We wisten dat hij de vijand was. Dat was alles. Maar ze waren niet vreselijk, die Duitse soldaten. Misschien waren sommige Nederlanders wel enger, toch? Die Duitse jongens móésten de oorlog in. Zij hadden toch ook moeders? Ik vond het als klein meisje eng als ik ze zag, maar ik weet nog heel goed dat ik geen haat voor ze voelde. Toen al niet.”
Ze herinnert zich de schuilkelders. Of meer specifiek: de geur. ,,Een stánk. Mensen zaten daar gewoon te plassen en poepen.”
Elly Oudman-Kooistra (93) kwam tijdens de oorlog in een kindertehuis terecht. Foto: Corné Sparidaens
Met de trein naar Assen
Ergens tijdens de oorlog (’vraag me niet naar het jaar’) gaat ze samen met haar zusje met de trein naar Assen om hun moeder te bezoeken. ,,Het ging steeds beter met haar. Zo goed zelfs, dat de professor van Port Natal - zo noemden ze het hoofd van het sanatorium - haar in huis nam om op een kind met het syndroom van Down te passen. En mijn moeder kon heel goed met kinderen. Dus dat kwam goed uit.”
Ondertussen groeit Elly verder op zonder moeder. Ze haalt haar schouders op. ,,Als je geen centen en huis hebt: wat moet je dan? Dat is toch bittere ellende? Komt dat eigenlijk nog voor? Worden mensen nog zonder pardon op straat gezet? Nee toch?”
Naast het kindertehuis hebben Duitsers een gebouw gevorderd. Terwijl de Canadezen de stad Groningen bevrijden, verbranden de Duitsers in allerijl bewijsmateriaal. ,,Ze gingen alle papieren verbranden. Daardoor ontstond een schoorsteenbrand die oversloeg op andere daken. Ook bij ons tehuis.”
Terwijl er om hen heen volop geschoten wordt en de Trompstraat een grote vuurhaard is, moeten de kinderen in het holst van de nacht de overkant van de straat bereiken. In het portiek ligt het lichaam van een dode Duitser waar Elly overheen moet stappen. ,,We waren net uit bed gehaald en moesten zo snel mogelijk naar de overkant. Ja, er lag een man. Maar dat was even minder belangrijk. Ik weet niet eens meer of hij een uniform aan had. Wij waren alleen maar bezig met oversteken. Terwijl er flink geschoten werd.”
‘We zagen de Canadezen. Alleen de enkels dan’
Aan de overkant van de Trompstraat staat een groot huis met een souterrain. Het is ook het toevluchtsoord voor veel straatgenoten. ,,We zagen de Canadezen voorbij komen. Alleen de enkels dan.”
Niet dat het een pretje blijkt om ondergronds te verblijven. ,,Er was heel veel eten bewaard voor slechte dagen. Vet, suiker, noem maar. Dus we kregen eten met veel vet erin.” Ze lacht beschaamd. ,,Wat denk je wat er gebeurde? Och, Iedereen was binnen de kortste keren aan de diarree.”
Ze wijst op de muur, waar een replica van De Paardenkeuring op de Grote Markt hangt. De Groningse Nachtwacht, zeg maar. Een beetje Groningen op vier hoog in Assen. ,,Van de oostwand van de Grote Markt was niets meer over. Groningen is niet gebombardeerd bij de bevrijding. Wat er kapot ging, is beschoten en in brand gevlogen.”
Ik heb mijn moeder nooit iets kwalijk genomen. Waarom zou ik?
Ze pakt een vergeelde foto waar zij en haar zusje op staan. Ze poseren voor een boerderij. ,,De gemeente Groningen kreeg direct na de oorlog opdracht om kinderen naar Denemarken te sturen om op krachten te komen. Dus dachten ze aan de kinderen in het tehuis. In juni 1945 zaten we al in Denemarken. Maar kijk zelf: we zagen er niet slecht uit. Alleen dat ziekenfondsbrilletje, hè? We hadden allemaal hetzelfde.”
Een les die ze uit de oorlog trekt? Elly zou het niet weten. ,,Wat zou je moeten leren? Oorlog begint niet bij de burger, toch? Wij waren bang voor Hitler. Een vreselijke man. Er werd slecht over hem gepraat. Wat hij allemaal deed. Zoals ik het nu ook eng vind wat er allemaal in Amerika gebeurt.”
Pas ver na de oorlog ziet Elly haar moeder terug. Het verblijf in Port Natal heeft haar goed gedaan. ,,De inrichting”, fluistert Elly. ,,Ik vind dat ook al die jaren later nog steeds een beetje veel om te zeggen. Het blijft mijn moeder. En een inrichting is toch voor gekken. Maar zo gek was ze niet, hoor. Het werd haar gewoon te veel. Een man die weg was, de oorlog, geen huis. Toen mijn oma haar afwees in de Visserstraat, stortte ze in elkaar. Ik heb mijn moeder nooit iets kwalijk genomen. Nooit niet. Waarom zou ik? Het was gewoon een ellendige tijd. Maar voor mij niet vanwege bommen of schieterij.”
Laatste Getuigen
Tot aan Bevrijdingsdag publiceert Dagblad van het Noorden elke week een interview met een ooggetuige van de Tweede Wereldoorlog. Het zijn verhalen van gewone mensen die in uitzonderlijke situaties terechtkwamen, of juist heel weinig van al het oorlogsgeweld meekregen en vertellen hoe het dagelijks leven eruitzag.