Adam Voetman uit Appingedam. Foto: Corné Sparidaens
Adam Voetman (96) vluchtte vlak na de bevrijding met duizenden anderen voor het Duitse bombardement op Appingedam. „Overal vielen granaten.”
Adam Voetman zit op de bank in zijn ‘inleunwoning’ van woonzorgcentrum Damsterheerd en blikt om zich heen. „Mooi toch? Ik woon hier sinds 20 juni. Mijn oude huis is vanwege de bevingsproblematiek afgebroken en ik had geen zin in een nieuwe woning. En hier hoef ik niks aan te doen. Nee, het bevalt me hier prima. Maar ik mis mijn vrouw. Ze overleed in 2019, we waren 67 jaar getrouwd. Eigenlijk kun je elkaar nooit missen.” Hij heft zijn handen in een bijna verontschuldigend gebaar. „Zo is het.”
„Ik heb een mooi leven gehad hoor. Ik groeide op in een gezin met twee kinderen, ik had ook nog een zus: Jantje. Het was een echte ‘bussenfamilie’. Mijn vader was buschauffeur bij de Damster Auto-Maatschappij. Heeft ie veertig jaar gedaan, nooit een ongeluk gehad. Kreeg bij zijn pensioen een bronzen medaille van het bedrijf.”
‘We moeten de Joden met de bus naar Groningen brengen’
Hij glimlacht. „De boekhouder kreeg een gouden exemplaar. Ach, zo gaat dat. Maar mijn vader moest alles zelf doen: de kaartverkoop, de fietsen op de bus tillen – dat gebeurde toen nog – en de krantenpakken van Nieuwsblad van het Noorden in Ten Boer en Ten Post afleveren.”
De Harmoniestraat in Appingedam werd door Duits artillerievuur bijna compleet verwoest. Collectie Gemeente Eemsdelta.
Hij herinnert zich het begin van de oorlog. „Ik was op dat moment bij mijn tante in Wirdum. Op de radio hoorden we dat de Duitsers waren binnengevallen. Mijn tante was helemaal van de kaart, want haar zoon zat in militaire dienst. Ze was zo van slag dat ik maar naar huis ben gefietst.” Licht gegrinnik. „Ik keek steeds achterom of de Duitsers er niet aan kwamen. Overigens, mijn neef heeft het overleefd hoor.”
De oorlog verloopt kalmpjes voor het gezin. „Mijn vader zat niet in het verzet of zo en we leden ook geen honger. Mijn vader bracht ook wel boeren naar de Korenbeurs in Groningen. Daar kreeg hij wel eens wat van. Natuurlijk werden we elke dag met de Duitsers geconfronteerd. Ze hadden onder meer de ambachtsschool, waar ik op zat, de Rijks-hbs en villa’s gevorderd. We hebben er geen last mee gehad, behalve een vriendje van me die van een oudere soldaat een draai om de oren kreeg, omdat hij hem voor de grap in het Duits vroeg of hij de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 nog had meegemaakt.”
Maar Voetman merkt ook dat er mensen spoorloos verdwijnen. „De Joden werden weggevoerd. Mijn vader kwam op een dag thuis en zei: ‘we moeten de Joden met de bus naar Groningen brengen.’ Hij was dankbaar dat hij niet was ingeroosterd.”
Het versje van Selma die in Auschwitz werd vermoord
Hij staat op. „Momentje.” Hij rommelt wat in een la en keert terug met een blaadje papier. „Komt uit het poesiealbum van mijn vrouw Fenje. Haar vriendinnetje Selma, een Joods meisje, schreef daar vlak voor de oorlog een gedichtje in.” Hij leest het voor:
‘Beste Fenje, Wees steeds een zonnestraaltje voor iedereen die gij ontmoet. Dan geeft gij licht en warmte. En hebt het zelve goed. Ter herinnering aan Selma van der Klei. Wijkstraat Appingedam. 19 januari 1940.’ Hij legt het weg. „Bizar toch? Een paar jaar later ging ze naar een concentratiekamp. Ze is nooit meer teruggekeerd (ze werd in december 1942 in Auschwitz vermoord, red.).”
Het poesiealbum waarin de Joodse Selma van der Klei uit Appingedam een versje schreef. Ze werd in 1942 in Auschwitz vermoord. Foto Adam Voetman
Maar er zijn meer Damsters die de oorlog niet overleven. „Er zijn straten naar hen genoemd. De namen zeggen de meesten helemaal niets natuurlijk. Maar ik heb de meesten nog gekend. Neem nou de Wieger van de Bosstraat. Hij zat bij de ondergrondse. De SD haalde hem ’s nachts uit zijn bed (1 april 1945, red.) en schoot hem dood voor zijn huis. Dan is er nog de Harm Kuperstraat, genoemd naar de eerste Damster die in de oorlog sneuvelde. Hij was als soldaat gelegerd op de Grebbeberg. Of Gerrit Raap, die als communist werd weggevoerd en vermoord (in Dachau, red.). Daar denk je niet aan als je door de straat loopt. Natuurlijk niet.”
Na de bevrijding eind april 1945 volgen er meer namen. De Duitsers richten hun kanonnen, waaronder het scheepsgeschut van Duitse oorlogsbodems die in de Eems liggen, op Appingedam en openen het vuur. Op zondag 22 april komt het bevel de stad te evacueren.
Duizenden Damsters vluchten uit de stad
„Het was ongelooflijk. Die geluiden van granaten die insloegen vergeet je nooit. Huizen werden vernield en alle inwoners moesten vluchten. Er zitten nog steeds kogelgaten in de muren van De Stroopwafel, zeg maar mijn stamcafé. Mensen geloven het niet als je ze daarop wijst. Maar even weer over onze vlucht. We besloten lopend naar mijn oom en tante in Wirdum te gaan, maar we moesten eerst mijn opa en oma die in Delfzijl woonden ophalen. Die laadden we op een kar en zo gingen we naar Wirdum. Maar daar was te weinig plek, dus moesten mijn grootouders naar familie in Ten Post worden gebracht. Dus zij weer op die kar en hup, naar Ten Post. Daarna kon ik dat hele eind weer terug.”
Adam Voetman werkte veertig jaar bij de PTT, maar ontdekte later dat hij zijn roeping als kunstenaar was misgelopen. Hij dicht en maakte 310 schilderijen. Foto Corné Sparidaens
Als het schieten ophoudt, zijn er 23 inwoners dood. Bijna alle tweeduizend huizen in de stad komen licht- of zwaargehavend uit de stofwolken tevoorschijn. „We keerden na een week of twee – denk ik – weer terug. Ik wist niet wat ik zag. Overal lag puin. De Harmoniestraat was helemaal verwoest.’’ Weer een licht gegrinnik. ,,Ik had een oom en tante die ook in Appingedam woonden. Mijn tante had nog tijdens de evacuatie tegen haar man gezegd dat ie de deur goed op slot moest doen. Toen ze terugkwamen zat er een enorm gat in de muur, daar paste makkelijk een tank in. Maar de deur zat op slot!”
‘Benedenbuurman zong een nazi-lied’
De oorlog echoot nog lang na. „In 1951 trouwde ik met Fenje. Beneden ons kwam een man te wonen die tijdens de oorlog bij de SD in Delfzijl werkte. Hij mocht niet meer stemmen, omdat hij statenloos was verklaard. Hij vertelde me dat hij alleen maar chauffeur was geweest. Wellicht, maar op een avond hoorde ik gezang uit hun woning komen. Ik luisterde en hoorde ‘WA marcheert … pomdiepompdiepom’. Hij zong een nazi-lied.”
Hij schudt zijn hoofd.
„Hij had helemaal niks geleerd.”
Les voor de volgende generatie
De heer Voetman is naast een begenadigd schilder ook een fervent dichter. Daarom doet hij zijn les in dichtvorm
‘Als zes en negentiger zowaar, heb ik de oorlog meegemaakt niet waar?
Na die vreselijke tijd,
werden Wij bevrijd.
Iedereen riep nooit geen oorlog meer,
maar vrede in de gehele wereld is er nog steeds niet weer.
Lief zijn en toleranter met elkaar,
daaraan moet iedereen meewerken is t niet waar?
Want het verbeteren moet bij Ons zelf beginnen,
dat moeten We ons wel bezinnen.
Dus nieuwe Generatie als ik éèn raad mag geven,
ga met iedereen in Vrede leven.
En als jullie dat gaan doen,
hoop ik dat de toekomst beter wordt als toen.’
Laatste getuigen
Tot aan Bevrijdingsdag publiceert Dagblad van het Noorden elke week een interview met een ooggetuige van de Tweede Wereldoorlog. Het zijn verhalen van gewone mensen die in uitzonderlijke situaties terechtkwamen, of juist heel weinig van al het oorlogsgeweld meekregen en vertellen hoe het dagelijks leven eruitzag.